ECLI:NL:RBDHA:2023:13957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
18 september 2023
Zaaknummer
C/09/635647 / HA ZA 22-807
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken aan houten vloer en herstelkosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres [eiseres] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens gebreken aan de houten vloer die door gedaagde was gelegd in haar nieuwgebouwde woning. De procedure begon met een dagvaarding op 15 september 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 31 mei 2023. Eiseres vorderde schadevergoeding voor de kosten van herstel van de vloer, die door een deskundige was vastgesteld op € 29.427,50, en voor de kosten van het deskundigenrapport van € 2.117,50. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet in verzuim was, omdat eiseres niet alle gebreken had gemeld en er sprake was van schuldeisersverzuim aan haar zijde.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde in verzuim was gekomen, omdat hij niet alle overeengekomen werkzaamheden had uitgevoerd en niet had gereageerd op de ingebrekestelling van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de gebreken aan de vloer konden worden hersteld en dat gedaagde aansprakelijk was voor de herstelkosten. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van in totaal € 7.068,41, inclusief de kosten van het deskundigenrapport. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 3.351,33 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team Handel
Zaaknummer: C/09/635647 / HA ZA 22-807
Vonnis van 13 september 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. M.J.S. Spanjersberg te Zoetermeer,
tegen
[gedaagde] handelend onder de naam “ [naam] ”,
te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat: mr. M.J. Goedhart te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 september 2022 met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8;
- het tussenvonnis van 1 maart 2023 waarin de mondelinge behandeling is bevolen;
- de akte van [gedaagde] met productie 9;
- de mondelinge behandeling van 31 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt die aan het griffiedossier zijn toegevoegd;
- de akte uitlaten van [gedaagde] met productie 10 tot en met 17;
- de akte uitlaten van [eiseres] .
1.2.
Ten slotte is de datum voor vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft een onderneming die zich richt op de verkoop, aanleg en onderhoud van vloeren. [eiseres] is een particulier. [eiseres] heeft [gedaagde] opdracht gegeven om in haar nieuwgebouwde woning aan de [adres] te [plaats] een houten vloer op de begane grond en een pvc vloer op de eerste en tweede verdieping te leggen. Op 1 juni 2021 heeft [gedaagde] een offerte van € 22.690,07 uitgebracht, die door [eiseres] is aanvaard (hierna: de eerste overeenkomst). De werkzaamheden zijn in de zomer van 2021 uitgevoerd. Op 15 juli 2021 heeft [eiseres] een e-mail naar [gedaagde] gestuurd waarin zij, voor zover van belang, schreef:
“Zoals telefonisch besproken mail ik je hierbij de foto’s van de donkere biezen die op bepaalde plekken veel lichter zijn. Ook een foto van een putje. De vloer ziet er verder heel mooi uit. Goede keus, je hebt ons goed geholpen!”
2.2.
Op 23 juli 2021 is [eiseres] in de woning gaan wonen. Daarna hebben andere partijen schade aan de houten vloer veroorzaakt. Op 24 september 2021 heeft [gedaagde] op verzoek van [eiseres] een offerte van € 2.229,43 uitgebracht voor het verwijderen van watervlekken en het herstellen van de houten vloer. Deze offerte is door [eiseres] geaccepteerd en daarmee is een tweede overeenkomst tot stand gekomen tussen [eiseres] en [gedaagde] (hierna: de tweede overeenkomst).
2.3.
Op grond van de tweede overeenkomt zou [gedaagde] de houten vloer op de begane grond, met uitzondering van de houten vloer in de slaapkamer, opnieuw schuren, drevelen, voegen en oliën. Op 1 december 2021 is [gedaagde] begonnen met het schuren van de houten vloer. [eiseres] was op dat moment in het buitenland. [gedaagde] heeft problemen ervaren met het bereiken van de woning van [eiseres] en heeft slechts een deel van de schuurgangen uitgevoerd. De overige werkzaamheden heeft [gedaagde] niet uitgevoerd.
2.4.
Op 3 februari 2022 is namens [eiseres] een brief naar [gedaagde] gestuurd waarin klachten over het werk zijn gemeld. [eiseres] heeft [gedaagde] een ingebrekestelling gestuurd en hem gesommeerd (herstel)werkzaamheden uit te voeren voor zes gebreken. [gedaagde] reageerde niet. Op 11 april 2022 is in opdracht van [eiseres] door Hanselman Groep B.V. (hierna: Hanselman ) een onderzoek uitgevoerd. [gedaagde] was uitgenodigd, maar niet aanwezig bij het onderzoek. Op 20 juli 2022 is het rapport van Hanselman opgemaakt. In het rapport zijn acht gebreken genoemd, waaronder het werken (omhoog komen) van de vloer en het vervuild raken van de vloer. Hanselman concludeert dat partieel herstel van de vloer niet mogelijk is en rapporteert dat de gehele houten vloer vervangen moet worden. De herstelkosten zijn begroot op € 29.427,50.
2.5.
Op 17 augustus 2022 is het rapport van Hanselman naar [gedaagde] gestuurd. [eiseres] heeft in de begeleidende brief de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. [gedaagde] werd verzocht om binnen drie weken een bedrag van € 32.659,72 te betalen. Op 16 september 2022 is namens [gedaagde] gereageerd. Eén dag daarvoor, op 15 september 2022, is [eiseres] overgegaan tot dagvaarden.
2.6.
Op 4 april 2023 is in opdracht van [gedaagde] door de heer R.A. Boom van Muboma (hierna: Muboma ) nog een onderzoek uitgevoerd. Bij dat onderzoek waren [eiseres] , haar advocaat en [gedaagde] aanwezig. Op 18 mei 2023 is het rapport opgemaakt. In dit rapport staat – onder andere – dat niet alle strookjes zijn geraakt bij het nakloppen van de vloer, waardoor deze niet goed in het lijmbed zijn komen te liggen. Bij deze strookjes is sprake van opstaande kanten en naden. Muboma heeft de herstelkosten voor het natikken van de vloer, het vervangen van de losse strookjes, het verwijderen van de vlekken, het schuren, afstoppen, polijsten en oliën vervolgens begroot op € 4.647,61.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 29.427,50 aan [eiseres] ;
[gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van € 2.117,50 aan [eiseres] voor de kosten van het deskundigenrapport van Hanselman ;
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichting tot uitvoering van het overeengekomen werk. Allereerst heeft [gedaagde] niet alle overeengekomen werkzaamheden van de tweede overeenkomst uitgevoerd. Het wel door [gedaagde] uitgevoerde werk vertoont volgens [eiseres] gebreken. De gebreken kunnen alleen worden hersteld door de vloer volledig te vervangen, aldus [eiseres] . [eiseres] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en hem verzocht om (herstel)werkzaamheden uit te voeren. Hij heeft daar geen gehoor aan gegeven en is daardoor volgens [eiseres] in verzuim komen te verkeren. Vervolgens heeft [eiseres] haar vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. Ook vordert zij op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van de deskundigenkosten.
3.3.
[gedaagde] betwist de stellingen van [eiseres] en voert verweer. Als verweer voert [gedaagde] aan dat hij niet in verzuim is komen te verkeren, omdat hij niet ten aanzien van alle gebreken in gebreke is gesteld en omdat aan de zijde van [eiseres] sprake is van schuldeisersverzuim. Hierdoor komt [eiseres] in ieder geval geen schadevergoeding toe, aldus [gedaagde] . Verder komen bepaalde gestelde gebreken volgens [gedaagde] , doordat het werk van de eerste overeenkomst is opgeleverd, niet meer voor zijn rekening en risico. Met betrekking tot andere gebreken betwist [gedaagde] de door [eiseres] gestelde oorzaak. Tot slot betwist [gedaagde] de door [eiseres] gestelde herstelmethode en daarmee betwist hij ook de omvang van de schade. In dat kader voert [gedaagde] nog aan dat [eiseres] de vloerverwarming te hoog heeft ingesteld en dat de luchtvochtigheid in de woning te laag is en dat dit (mede)oorzaken zijn van de problematiek. Het eventuele werken van de houten vloer is daarmee volgens [gedaagde] (deels) de eigen schuld van [eiseres] . [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De bevoegdheid van de rechtbank
4.1.
[gedaagde] heeft voor de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat bij zijn conclusie van antwoord is verzuimd om een bevoegdheidsincident op te werpen. Hij voert aan dat de kantonrechter op grond van artikel 7:5 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. artikel 93 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bij uitsluiting bevoegd is om over de vordering van [eiseres] te oordelen, omdat [eiseres] een consument is en de overeenkomst een koopelement bevat. Ter zitting heeft [eiseres] de bevoegdheid van de kantonrechter betwist. Volgens [eiseres] betreft de overeenkomst tussen partijen een overeenkomst van aanneming van werk en niet een gemengde overeenkomst. Bovendien noemt [gedaagde] de overeenkomst zelf in zijn processtukken ook een overeenkomst van aanneming van werk. Tot slot had [gedaagde] het bevoegdheidsincident voor het verweer moeten opwerpen en dat heeft hij niet gedaan, waardoor dit punt inmiddels een gepasseerd station is. Aldus telkens [eiseres] .
4.2.
Hoewel de rechtbank het met [eiseres] eens is dat [gedaagde] het incident eerder had moeten opwerpen, moet de rechtbank ook ambtshalve toetsen of zij bevoegd is deze zaak te behandelen. Op grond van artikel 93 sub c Rv worden geschillen betreffende een consumentenkoop door de kantonrechter behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. De vraag is of de overeenkomst tussen [eiseres] en [gedaagde] (mede) als consumentenkoop gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt van niet.
4.3.
Volgens artikel 7:5 lid 4 BW wordt een overeenkomst van aanneming van werk mede als consumentenkoop aangemerkt als de op de grond van de overeenkomst roerende zaak nog tot stand moet worden gebracht. Of een overeenkomst binnen het bereik van artikel 7:5 lid 4 BW valt, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
4.4.
[gedaagde] heeft in de woning van [eiseres] een houten vloer en een pvc vloer gelegd. De gelegde vloeren worden onderdeel van de woning en daarmee onderdeel van de onroerende zaak. De vloeren vallen daarmee niet onder de werking van artikel 7:5 lid 4 BW. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat het enkele feit dat bij het leggen van de vloeren gebruik is gemaakt van materialen, onvoldoende is om te spreken van een overeenkomst zoals bedoeld in artikel 7:5 lid 4 BW. In voornoemde bepaling gaat het namelijk om een voor de consument individueel en op maat te maken goed. In de memorie van toelichting van artikel 7:5 lid 4 BW worden een kunstgebit en maatpak als voorbeelden genoemd. [1] Het werk van [gedaagde] valt naar het oordeel van de rechtbank niet onder die strekking. Bovendien zou de opvatting dat elke overeenkomst van aanneming van werk waarbinnen (op maat gemaakte) goederen worden geleverd, onder artikel 7:5 lid 4 BW valt, tot het ongerijmde resultaat leiden dat vrijwel alle overeenkomsten van aanneming van werk onder die bepaling zouden vallen (zie ook Gerechtshof Arnhem- Leeuwarden 26 januari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:741).
4.5.
Voorgaande leidt tot de conclusie dat de overeenkomst niet ook consumentenkoop is en dat het hier niet gaat om een consumentenkoopovereenkomst zoals bedoeld in artikel 93 sub c Rv. Omdat de vordering van [eiseres] bovendien meer dan € 25.000,00 bedraagt, is de rechtbank bevoegd.
De oplevering
4.6.
Een geschilpunt is of het werk van de eerste overeenkomst is opgeleverd ( [eiseres] betwist dat). Dit punt is relevant omdat er met de oplevering een risico-overgang plaatsvindt en omdat de aannemer is ontslagen van aansprakelijkheid voor gebreken die de opdrachtgever redelijkerwijs bij oplevering had moeten ontdekken.
4.7.
De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden van de eerste overeenkomst zijn uitgevoerd en opgeleverd. Op grond van artikel 7:758 lid 1 BW is aanvaarding door de opdrachtgever nodig voor een rechtsgeldige oplevering. Uit de e-mail van 15 juli 2021 van [eiseres] kan worden opgemaakt dat het werk klaar was, dat dit door [eiseres] is geïnspecteerd en dat [eiseres] dit werk vervolgens, behoudens twee opleverpunten, heeft geaccepteerd. Dat er is opgeleverd wordt ondersteund door het feit dat de woning daarna, op 23 juli 2021, door [eiseres] in gebruik is genomen en door het feit dat [eiseres] in die periode het restant van het offertebedrag heeft betaald. Het opleveren van het werk heeft gevolgen voor gebreken die ten tijde van de oplevering ontdekt hadden moeten worden. Hier komt de rechtbank later op terug.
De klachten
4.8.
In september 2021 hebben partijen een tweede overeenkomst gesloten voor herstelwerkzaamheden aan de houten vloer. Op grond van deze overeenkomst zou [gedaagde] de houten vloer – onder andere – opnieuw schuren, drevelen, voegen en oliën. Na deze werkzaamheden is het geschil tussen partijen ontstaan en heeft [eiseres] klachten bij [gedaagde] gemeld.
4.9.
Van de klachten van [eiseres] zijn verschillende opsommingen gemaakt, maar zij heeft haar vordering in deze procedure gebaseerd op het schadebedrag uit het rapport van Hanselman . Ter zitting heeft [eiseres] bevestigd dat er bij de opsomming van de klachten moet worden uitgegaan van de door Hanselman gerapporteerde gebreken. Samengevat komt dat neer op de volgende opsomming van door [eiseres] gestelde gebreken:
er zijn twee in plaats van drie biezen aangebracht;
niet alle schuurgangen zijn uitgevoerd en de vloer is niet gestopt en gevoegd;
de vloer is niet geolied;
verstoord motief banden en biezen bij de keuken;
de vloer is niet doorgelegd tot het kruipluik en is niet afgewerkt met een hoekprofiel;
het pvc op de eerste verdieping nabij de trap naar zolder laat los;
de stuiknaden van het pvc sluiten niet aan tegen de omliggende vloer;
het pvc ter plaatse van de badkamer onthecht.
4.10.
Partijen hebben ter zitting bevestigd dat over punten 1, 5, 6, 7, en 8 al overeenstemming bestond en dat [gedaagde] het oplossen van deze punten voor zijn rekening zou nemen. Aan partijen is gelegenheid geboden om daar bij akte en antwoordakte nader op in te gaan.
4.11.
Met betrekking tot punt 1 heeft [gedaagde] ter zitting verklaard na te zullen gaan of er twee of drie biezen in rekening zijn gebracht. Indien er drie biezen in rekening zijn gebracht, dan moet er nog een verrekening plaatsvinden, want er zijn uiteindelijk maar twee biezen aangebracht. [gedaagde] heeft bij akte, met behulp van een eerdere offerte en berekeningen, inzichtelijk gemaakt dat er weliswaar woordelijk drie biezen op de offerte staan, maar dat er maar twee biezen in rekening zijn gebracht en door [eiseres] zijn betaald. [eiseres] heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Voor het punt over het aantal biezen komt [eiseres] zodoende geen schadevergoeding en/of beroep op verrekening toe.
4.12.
Voor de punten 5, 6, 7, en 8 geldt dat partijen het eens zijn over het feit dat deze punten nog hersteld moeten worden, maar partijen verschillen van mening over de daarmee gemoeide (herstel)kosten. Voor punt 5 heeft [gedaagde] een bedrag van € 35,40 inclusief btw begroot. Dit bedrag is door [eiseres] niet betwist, maar zij merkt erover op dat sprake is van twee luiken en dat er dus twee strips moeten worden aangebracht. De kosten voor herstel van punt 5 komen daarmee volgens [eiseres] neer op € 70,80. De rechtbank zal voor dit punt een schadevergoeding van € 70,80 toewijzen.
4.13.
Ter zitting is nog gesproken over het aanbrengen van ontbrekende dorpels bij de deurmatten. De rechtbank heeft uit de toelichting van partijen begrepen dat dit onder punt 5 valt. Aan partijen is gelegenheid geboden om zich over de kosten uit te laten. [gedaagde] heeft zich hier niet, naast wat hij heeft aangevoerd over punt 5, apart over uitgelaten. [eiseres] benoemt dit punt nog wel apart in haar akte en stelt zich op het standpunt dat er van uit mag worden gegaan dat [gedaagde] in toewijzing van deze kosten heeft berust. Voor zover de ontbrekende dorpels bij de deurmatten niet onder punt 5 vallen en het bedrag van punt 5
(€ 70,80) niet ook een vergoeding door de dorpels bij de deurmatten insluit, komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken dat dit punt onderdeel is van de vordering en/of welke kosten daarmee gemoeid zijn. Een aparte vergoeding voor dit punt kan daarom niet worden toegewezen.
4.14.
Punten 6, 7, en 8 gaan over herstelwerkzaamheden aan het pvc. In het rapport van Hanselman is hiervoor een bedrag van € 600,00 begroot. [gedaagde] heeft de hoogte van dit bedrag betwist, maar niet aangevoerd wat deze werkzaamheden volgens hem dan wel kosten. De stelling van [eiseres] omtrent de hoogte van deze herstelkosten is dan ook onvoldoende gemotiveerd door [gedaagde] betwist. De rechtbank zal voor deze punten een schadevergoeding van € 600,00 toewijzen.
4.15.
In totaal wordt er voor de punten 1, 5, 6, 7, en 8 een schadevergoeding van € 670,80 toegewezen. Over de punten 2, 3 en 4 hebben partijen geen overeenstemming bereikt en dus zal de rechtbank daarover oordelen.
Het verstoorde motief van de biezen – punt 4
4.16.
Onderdeel van de eerste overeenkomst was het leggen van banden en biezen in een motief. Daar gaat punt 4 van de door [eiseres] gestelde gebreken over. In het rapport van Hanselman komt voor het eerst naar voren dat het motief van de biezen ter hoogte van de keuken is verstoord. Volgens [eiseres] betreft dit een gebrek en ziet haar vordering tot schadevergoeding ook op dit punt. [gedaagde] voert als verweer aan dat [eiseres] niet eerder over het motief heeft geklaagd, terwijl dit al ten tijde van oplevering van het werk zichtbaar was. Bovendien voert [gedaagde] aan dat hij het motief heeft bepaald en gelegd naar aanleiding van de door [eiseres] verstrekte tekening van de te plaatsen keuken. Volgens [gedaagde] is de keuken vervolgens niet conform de aan hem verstrekte tekening geplaatst, waardoor het motief nu door de geplaatste keuken wordt verstoord. Voorgaande komt volgens [gedaagde] niet voor zijn rekening en risico. [eiseres] stelt hiertegenover dat zij als leek niet eerder heeft kunnen zien dat het motief niet klopte. Dat werd haar pas met het rapport duidelijk. Verder betwist zij dat er een verkeerde tekening is verstrekt. De tekening was juist, maar [gedaagde] heeft het motief verkeerd gelegd, aldus [eiseres] .
4.17.
De rechtbank oordeelt dat het verweer van [gedaagde] slaagt. Ingevolge artikel 7:758 lid 3 BW is [gedaagde] ontslagen van de aansprakelijkheid voor gebreken die [eiseres] op het tijdstip van oplevering redelijkerwijs had moeten ontdekken. Tussen partijen staat niet ter discussie dat het motief van de biezen in de keuken is verstoord, dat dit ten tijde van oplevering van de werkzaamheden van [gedaagde] al zichtbaar was en dat [eiseres] er niet eerder over heeft geklaagd dan met het rapport van Hanselman . Met de e-mail van 15 juli 2023 heeft [eiseres] het werk, inclusief het gelegde motief van de biezen en behoudens twee andere opleverpunten, geaccepteerd. Kort daarna is het restantbedrag betaald. Ingevolge artikel 7:758 lid 3 BW is [gedaagde] met de oplevering ontslagen van aansprakelijkheid voor het verstoorde motief van de biezen bij de keuken. De vordering van [eiseres] tot betaling van een vervangende schadevergoeding, voor zover deze ziet op het verstoorde motief van de biezen in de keuken, wordt afgewezen. Het verweer van [gedaagde] met betrekking tot de tekening kan hier verder onbesproken blijven.
Verzuim en schuldeisersverzuim – punt 2 en 3
4.18.
Gelet op het voorgaande blijven nog punt 2 en 3 van de gestelde gebreken voor beoordeling over. Deze punten gaan over het niet volledig schuren, drevelen en voegen, het niet polijsten en het niet oliën van de vloer. De klachten van [eiseres] over kieren en naden tussen de strookjes van het hout en de vervuiling zien op voorgaande (niet (goed) uitgevoerde) werkzaamheden.
4.19.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de werkzaamheden van de tweede overeenkomst niet volledig zijn uitgevoerd. Evenmin staat ter discussie dat sprake is van naden en kieren. Eén van de vragen die partijen verdeeld houdt, is wat de oorzaak daarvan is en of [gedaagde] daar (volledig) aansprakelijk voor is. Het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] is dat er geen sprake is van verzuim. Zo zou [gedaagde] niet voor alle gebreken in gebreke zijn gesteld en bovendien zou sprake zijn van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiseres] .
4.20.
Vaststaat dat [gedaagde] op 3 februari 2022 door [eiseres] in gebreke is gesteld. In deze brief staat, voor zover van belang:
“Op dit moment ondervindt mijn cliënte de volgende gebreken:
(…)
-
de vloer is geschuurd, maar niet geolied, hierdoor kan mijn cliënte momenteel geen gebruik maken van de vloer. De twee bankstellen staan dan ook sinds november 2021 buiten onder zeil en de andere meubels staan in de berging.
(…)
-
op diverse plekken zijn er kieren tussen de planken ontstaan.
In diezelfde brief wordt ook aangekondigd dat er mogelijk een deskundige wordt ingeschakeld.
4.21.
De rechtbank volgt [gedaagde] niet in zijn stelling dat [eiseres] hem na het rapport van Hanselman opnieuw in gebreke had moeten stellen. Met betrekking tot de niet volledig uitgevoerde werkzaamheden en de naden en kieren wordt met het rapport van Hanselman namelijk een nadere uitwerking van de klachten en de oorzaak gegeven. Er komen wat dat betreft geen nieuwe klachten bij waarvoor een nieuwe ingebrekestelling vereist is. Vaststaat dat herstel binnen de door [eiseres] gestelde termijn in de brief van 3 februari 2022 is uitgebleven. Daarmee is in beginsel voldaan aan de vereisten voor verzuim zoals neergelegd in artikelen 6:81 en 6:82 BW en is [gedaagde] in verzuim komen te verkeren.
4.22.
Ingevolge artikel 6:58 jo. 6:61 lid 2 BW treedt verzuim van [gedaagde] niet in wanneer nakoming door [gedaagde] wordt verhinderd doordat [eiseres] noodzakelijke medewerking niet verleent of doordat een ander beletsel aan de zijde van [eiseres] opkomt. De stelplicht en de bewijslast van het bestaan van schuldeisersverzuim liggen op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv bij [gedaagde] . [gedaagde] stelt in dat kader dat het perceel en daarmee de woning van [eiseres] niet bereikbaar waren op 1 december 2021 en dat hij daardoor de werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Volgens [gedaagde] had [eiseres] voor bereikbaarheid van het perceel moeten zorgen en heeft zij dat niet gedaan. Daardoor is [eiseres] zelf in (schuldeisers)verzuim komen te verkeren wat weer tot gevolg heeft dat [gedaagde] door de ingebrekestelling van 3 februari 2022 niet in verzuim is geraakt, aldus [gedaagde] .
4.23.
Ter zitting heeft [gedaagde] toegelicht dat hij de brug van de buurman van [eiseres] wilde gebruiken om het perceel en de woning met zijn voertuig en machines te bereiken. De betreffende buurman gaf daar geen toestemming voor en dus heeft [gedaagde] [eiseres] verzocht om het perceel op andere wijze bereikbaar te maken. [eiseres] heeft bevestigd dat er onenigheid was met de betreffende buurman, maar er ook op gewezen dat er een tweede toegangsweg was die [gedaagde] had kunnen gebruiken. [gedaagde] heeft de aanwezigheid van die tweede toegangsweg bevestigd en onvoldoende gemotiveerd gesteld dat deze tweede toegangsweg ongeschikt was om het perceel te bereiken.
4.24.
[gedaagde] heeft bovendien naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende weersproken dat [eiseres] maatregelen had genomen om het perceel bereikbaar te maken. Zo heeft zij rijplaten laten neerleggen en ook met een andere buurman besproken dat [gedaagde] over zijn bestrate perceel het perceel van [eiseres] kon bereiken. Ook heeft [gedaagde] bevestigd dat [eiseres] hem een bericht heeft gestuurd dat het perceel waarschijnlijk na het weekend bereikbaar zou zijn, zodat hij de werkzaamheden kon uitvoeren. Dit bericht werd weliswaar laat gestuurd, maar [gedaagde] was ervan op de hoogte dat [eiseres] vanuit het buitenland zaken zou regelen en dat zij hem zou infomeren zodra het was gelukt. Bovendien zou [gedaagde] , ook naar eigen zeggen, na het weekend komen, maar heeft vervolgens zelf besloten dat niet te doen. Dat het perceel daadwerkelijk niet bereikbaar was heeft [gedaagde] zelf ook niet geconstateerd, hij was immers niet geweest. De rechtbank komt tot de conclusie dat [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit blijkt dat het perceel van [eiseres] daadwerkelijk niet bereikbaar was en/of niet bereikbaar was gemaakt op een wijze die [gedaagde] in staat stelde met zijn machines de woning te bereiken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] , mede in het licht van de betwisting, onvoldoende heeft gesteld dat sprake was van schuldeisersverzuim. Hetgeen [gedaagde] , overigens buiten opdracht van de rechtbank om, in de akte uitlaten na mondelinge behandeling hierover nog heeft aangevoerd, maakt dit oordeel niet anders. De rechtbank passeert het verweer van [gedaagde] .
4.25.
[gedaagde] is in verzuim komen te verkeren en [eiseres] heeft de vordering tot nakoming omgezet in een vordering tot vervangende schadevergoeding. De standpunten van partijen over de schade en de aard en oorzaak daarvan en de wijze van herstel en daarmee gemoeide kosten lopen uiteen.
De schade en het herstel – de naden en kieren - punt 2 en 3
4.26.
Vast staat dat [gedaagde] niet alle overeengekomen schuurwerkzaamheden (schuurgangen) heeft uitgevoerd en dat hij de vloer nog niet heeft geolied. [eiseres] stelt dat het ontbreken van olie de oorzaak is van de naden en kieren tussen de strookjes en vervuiling van de vloer. Zij baseert zich op het rapport van Hanselman .
4.27.
[gedaagde] betwist dit en motiveert die betwisting met het rapport van Muboma . Tijdens het onderzoek van Muboma is, naar aanleiding van de stellingen van [eiseres] en Hanselman , onderzocht of de naden en kieren zijn ontstaan doordat de vloer nog niet is geolied. In dat kader is het houtvochtevenwichtspercentage gemeten. Naar de rechtbank begrijpt is het oliën van invloed op dit percentage. Ingevolge het rapport lag het houtvochtevenwichtspercentage tussen de 8,9 tot 9,7%. Normaal gesproken loopt dit percentage op tot 9,0 tot 10,0% volgens de rapportage. In de slaapkamer, die geen onderdeel was van de werkzaamheden van de tweede overeenkomst, was nog wel een olielaag op de houten vloer aanwezig. Uit het rapport blijkt dat het houtvochtevenwichtspercentage in deze ruimte ter vergelijking is gemeten. Het percentage lag hier tussen de 9,0 en 9,8%. Volgens Muboma is dat een bevestiging dat de niet aangebrachte olielaag niet van invloed is op de hoogteverschillen tussen de strookjes. In het rapport van Muboma is verder te lezen dat de kieren en naden zijn ontstaan doordat niet alle strookjes goed in het lijmbed zijn komen te liggen. Hierdoor komen de strookjes omhoog en worden naden en kieren zichtbaar. Dit kan – volgens het rapport – worden verholpen door de vloer na te tikken en de losse strookjes te vervangen. Daarna moet de vloer worden geschuurd, gedreven en/of gevoegd, gestopt, gepolijst en worden geolied, aldus Muboma .
4.28.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] hiermee gemotiveerd betwist dat de kieren en naden het gevolg zijn van het ontbreken van de olielaag. [eiseres] heeft haar andersluidende stelling tegenover deze onderbouwde betwisting onvoldoende onderbouwd.
4.29.
[eiseres] heeft in het licht van deze gemotiveerde betwisting eveneens onvoldoende onderbouwd dat vervanging van de gehele vloer noodzakelijk is om de vloer te herstellen. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat op grond van de tweede overeenkomst sowieso nog geschuurd, gedreveld dan wel gevoegd, gestopt, gepolijst en geolied moest worden. De vloer wordt dus met voornoemde herstelwerkzaamheden niet verder behandeld dan aanvankelijk de bedoeling is geweest. Bovendien was het standpunt van [eiseres] dat de vloer volledig vervangen moet worden, mede gebaseerd op het door haar gestelde gebrek met betrekking tot het verstoorde motief van de biezen in de keuken. Voor dit gestelde gebrek is [gedaagde] , zoals de rechtbank in 4.17 heeft geoordeeld, niet aansprakelijk, waardoor dit punt ook niet langer kan worden gebruikt als ondersteuning van de stelling dat algehele vervanging noodzakelijk is.
4.30.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de klacht over de naden en kieren door middel van herstelwerkzaamheden kan worden verholpen. Dan ligt nog de vraag voor of een deel van de daarmee gemoeide kosten voor rekening van [eiseres] moeten blijven. Volgens [gedaagde] is de luchtvochtigheid in de woning van [eiseres] van invloed geweest op het ontstaan van kieren en naden en dat moet, al dan niet gedeeltelijk, voor rekening en risico van [eiseres] blijven.
4.31.
Indien de gebreken (mede) het gevolg zijn van factoren die voor rekening en risico van [eiseres] komen, dan is dat van invloed op de schadevergoeding. Het verweer van [gedaagde] ziet op artikel 6:101 BW, waaruit volgt dat de schadevergoeding verminderd moet worden indien de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde zelf kan worden toegerekend. Concreet stelt [gedaagde] dat de luchtvochtigheid in de woning van [eiseres] te laag is (geweest) en dat dat van invloed kan zijn op het ontstaan van krimpnaadjes en hoogteverschillen. Volgens [gedaagde] komt dat niet voor zijn rekening en risico. [eiseres] betwist dat de luchtvochtigheid in de woning te laag is (geweest) en dat dat de (mede-)oorzaak is van de kieren en naden.
4.32.
[gedaagde] verwijst in dit kader naar het rapport van Muboma . Daarin is opgenomen dat de relatieve luchtvochtigheid tijdens het onderzoek is gemeten en op 37% uitkwam. Volgens Muboma ligt een goede en juiste luchtvochtigheid bij een parketvloer tussen de 50 en 65%. Dat zou betekenen dat de luchtvochtigheid op het moment van meten te laag is geweest. In het rapport van Muboma staat dat als de relatieve luchtvochtigheid meermaals te laag is geweest of heeft gefluctueerd, niet is uitgesloten dat de vloer hierdoor krimpnaadjes en hoogteverschillen heeft opgelopen.
4.33.
De rechtbank leest daarentegen ook dat Muboma concludeert dat haar meting slechts een momentopname betreft. Volgens Muboma is het mogelijk dat de relatieve luchtvochtigheid per dagdeel, week en maand verschilt. Naar oordeel van de rechtbank kan uit een dergelijke momentopname niet de conclusie worden getrokken dat de luchtvochtigheid in het verleden ook te laag is geweest. Muboma rapporteert in dat kader zelf ook dat de relatieve luchtvochtigheid van het verleden niet met vastliggende zekerheid kan worden bepaald of nagegaan. De door [gedaagde] ingeschakelde deskundige heeft niet vastgesteld dat de luchtvochtigheid daadwerkelijk te laag is geweest en dat er een voldoende aantoonbaar verband is tussen een te lage luchtvochtigheid en de naden en kieren. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende komen vast te staan dat de luchtvochtigheid een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van naden en kieren. Het verweer van [gedaagde] wordt daarom gepasseerd.
4.34.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de stellingname van [gedaagde] dat de temperatuur van de vloerwarming te hoog was ingesteld en dat dit een rol heeft gespeeld bij de problematiek met de vloer, niet nader is onderbouwd. In het rapport van Muboma komt dit ook niet aan de orde. Ter zitting heeft [gedaagde] desgevraagd verklaard dat de temperatuur niet de oorzaak is geweest van het probleem. De rechtbank passeert zodoende dit verweer.
De schade en het herstel – de vervuiling van de vloer- punt 2 en 3
4.35.
Met betrekking tot de vervuiling van de vloer is door [gedaagde] niet betwist dat de vloer is vervuild door het ontbreken van de olielaag. [gedaagde] voert daarentegen wel als verweer aan dat [eiseres] maatregelen had moeten nemen om de vervuiling te voorkomen en dat zij dat niet gedaan heeft. Het verwijderen van de vlekken en vervuiling zou daarom, aldus [gedaagde] , voor rekening en risico van [eiseres] moeten komen.
4.36.
Voorgaand verweer van [gedaagde] ziet ook op artikel 6:101 BW, waaruit volgt dat de schadevergoeding verminderd moet worden indien de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde zelf kan worden toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt dit verweer van [gedaagde] niet. Weliswaar was [eiseres] op de hoogte van het ontbreken van de olielaag, maar daar staat tegenover dat zij [gedaagde] meerdere malen heeft verzocht om de werkzaamheden, inclusief het oliën, uit te voeren. De schadebeperkingsplicht van [eiseres] strekt niet zover dat van haar verwacht kan worden dat zij gedurende een langere periode de vloer in haar leefruimte zou afdekken ter voorkoming van mogelijke schade, terwijl [gedaagde] ook niet bereid leek te zijn om de overeengekomen werkzaamheden alsnog uit te voeren.
4.37.
Voorgaande betekent dat het verwijderen van de vlekken en vervuiling voor rekening en risico van [gedaagde] komt. In het rapport van Muboma is omschreven dat de vetvlekken in de (bij)keuken en bij de eettafel verwijderd kunnen worden met het gebruik van een speciaal middel tegen vetvlekken. Hier is een bedrag van € 520,00 voor begroot. De overige vervuiling zal volgens het rapport van Muboma worden verholpen met de schuurwerkzaamheden. Voorgaande is door [eiseres] niet, althans onvoldoende weersproken.
De schadevergoeding
4.38.
De rechtbank komt tot de conclusie dat sprake is van gebreken waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is. Dit betekent dat [eiseres] een schadevergoeding toekomt. Gelet op het hiervoor overwogene moet er bij de schadevergoeding worden uitgegaan van herstel van de vloer op door Muboma omschreven wijze. Partijen hebben zich, buiten de opdracht van de rechtbank om, uitgelaten over de kosten voor herstel. [gedaagde] heeft een offerte van € 1.763,50 ingebracht. [eiseres] betwist de hoogte van dit bedrag en voert aan dat een door haar geraadpleegde partij een bedrag van € 4.802,50 begroot voor herstel. Kennelijk bedoelt zij daarmee dat het door [gedaagde] genoemde bedrag ongeloofwaardig is, mede gelet op het door Muboma begrote bedrag en het bedrag dat [gedaagde] aanvankelijk zelf voor de werkzaamheden van de tweede overeenkomst heeft begroot.
4.39.
De rechtbank zal het toe te wijzen schadebedrag begroten op de voet van artikel 6:97 BW, op basis van de door partijen ingebrachte rapporten en stukken. De begroting van Muboma komt de rechtbank niet onredelijk voor en [eiseres] heeft deze begroting ook niet, althans onvoldoende weersproken. Voor het herstel van de vloer bestaande uit het natikken van strookjes, losse strookjes vervangen en plaatselijk gelijk schuren met de aangrenzende strookjes, vlekken behandelen / verwijderen, schuren, drijven, stoppen, voegen, polijsten en oliën begroot de rechtbank € 4.647,61.
4.40.
Ter zitting heeft [gedaagde] bevestigd dat de ruimte zoveel mogelijk leeg moet zijn om de (herstel)werkzaamheden uit te kunnen voeren. De meubels zullen zodoende moeten worden verplaatst. Hanselman heeft in de rapportage een bedrag van € 1.000,00 opgenomen voor het in- en uitruimen van de begane grond en € 750,00 voor de huur van een opslag. [gedaagde] heeft de noodzaak voor deze handelingen en de daarmee gemoeide kosten niet, althans onvoldoende betwist. De rechtbank zal hiervoor een bedrag van € 1.750,00 toewijzen.
4.41.
Het totaal toe te wijzen schadebedrag komt neer op:
- schadevergoeding in 4.15
670,80
- herstelkosten
4.647,61
- overige schade
1.750,00
Totaal
7.068,41
De deskundigenkosten
4.42.
[eiseres] vordert op grond van artikel 6:96 lid 2 sub b BW vergoeding van de deskundigenkosten van € 2.117,50. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] in dit kader geen vermogensschade geleden, omdat haar rechtsbijstandsverzekeraar de kosten zou hebben betaald. Ter zitting heeft [eiseres] toegelicht dat haar rechtsbijstandsverzekeraar de kosten heeft voorgeschoten, maar dat de rechtsbijstandsverzekeraar op grond van de poliswaarden dat bedrag op [eiseres] kan verhalen. De rechtsbijstandsverzekeraar verstrekt namens de verzekerde, [eiseres] in dit geval, de opdracht aan de deskundige. De advocaat van [gedaagde] heeft ter zitting voornoemde gang van zaken bevestigd. De deskundigenkosten betreffen een voorschot van de rechtsbijstandsverzekeraar en deze kosten kunnen in de procedure worden gevorderd dan wel verhaald. De rechtbank leidt hieruit af dat [gedaagde] het eerdere standpunt niet langer handhaaft en zal de gevorderde deskundigenkosten toewijzen.
De proceskosten
4.43.
[gedaagde] zal, als de meest in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [eiseres] als volgt begroot:
- kosten van de dagvaarding
135,33
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.915,00
(2,5 punten × € 766,00)
Totaal
3.351,33
4.44.
Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90) en de explootkosten van betekening toegekend.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 7.068,41;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van een schadevergoeding van € 2.117,50 voor de deskundigenkosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot aan vandaag vastgesteld op € 3.351,33, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.44;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Schueler en in het openbaar uitgesproken op
13 september 2023.
Type: 3220

Voetnoten

1.