In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, heeft eiseres [eiseres] een vordering ingesteld tegen gedaagde [gedaagde] wegens gebreken aan de houten vloer die door gedaagde was gelegd in haar nieuwgebouwde woning. De procedure begon met een dagvaarding op 15 september 2022, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 31 mei 2023. Eiseres vorderde schadevergoeding voor de kosten van herstel van de vloer, die door een deskundige was vastgesteld op € 29.427,50, en voor de kosten van het deskundigenrapport van € 2.117,50. Gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat hij niet in verzuim was, omdat eiseres niet alle gebreken had gemeld en er sprake was van schuldeisersverzuim aan haar zijde.
De rechtbank oordeelde dat gedaagde in verzuim was gekomen, omdat hij niet alle overeengekomen werkzaamheden had uitgevoerd en niet had gereageerd op de ingebrekestelling van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de gebreken aan de vloer konden worden hersteld en dat gedaagde aansprakelijk was voor de herstelkosten. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van in totaal € 7.068,41, inclusief de kosten van het deskundigenrapport. Daarnaast werd gedaagde veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op € 3.351,33 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.