ECLI:NL:RBDHA:2023:13846
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak na uitspraak bodemzaak
In de zaak tussen de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.R. van der Pol, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 september 2023 uitspraak gedaan. De eiser had een verzoek ingediend voor een voorlopige voorziening in het kader van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Dit verzoek was gedaan naar aanleiding van een besluit van 7 augustus 2023, waarin de staatssecretaris had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de zitting van 15 september 2023 is er ook uitspraak gedaan in de bodemzaak, zaaknummer NL23.22531, waardoor de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.