ECLI:NL:RBDHA:2023:13840
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 3 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 2 maart 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser had op 2 maart 2022 een asielaanvraag ingediend, waarvoor de beslistermijn normaal gesproken zes maanden bedraagt. Echter, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de beslistermijn met negen maanden verlengd, wat volgens de rechtbank niet correct was, aangezien de wettelijke basis voor een dubbele verlenging ontbrak. Hierdoor had de staatssecretaris uiterlijk op 2 juni 2023 een besluit moeten nemen, wat niet is gebeurd.
De rechtbank constateert dat de beslistermijn is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen. Eiser heeft de staatssecretaris op 13 juni 2023 in gebreke gesteld, waarna hij op 3 juli 2023 beroep heeft ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van de uitspraak een eerste gehoor met eiser moet afnemen en binnen zestien weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. Eiser wordt ook in de proceskosten vergoed, vastgesteld op € 418,50.