ECLI:NL:RBDHA:2023:13750
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning voor gezinshereniging bij ouders
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 11 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser had op 29 maart 2021 een aanvraag ingediend voor een (zelfstandige) verblijfsvergunning onder de beperking 'gezinshereniging bij ouders'. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen met een besluit van 30 juni 2021, en dit besluit is bevestigd in een bestreden besluit van 15 november 2021. De rechtbank heeft besloten geen zitting te houden, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser was sinds 14 januari 2002 in het bezit van een reguliere verblijfsvergunning, maar deze is met terugwerkende kracht ingetrokken op 9 januari 2019, omdat hij een gevaar zou vormen voor de openbare orde. Eiser heeft tegen deze intrekking hoger beroep ingesteld, maar tot op heden is daar nog geen uitspraak op gedaan. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser na de intrekking van zijn verblijfsvergunning niet in het bezit is gesteld van een ander verblijfsrecht.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris de aanvraag niet had mogen afwijzen, omdat hij in Nederland is geboren en geen actuele bedreiging voor de openbare orde vormt. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een zelfstandig verblijfsrecht, aangezien zijn eerdere verblijfsvergunning is ingetrokken en hij sindsdien geen ander verblijfsrecht heeft verkregen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.