In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 september 2023, wordt het beroep van eiser tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 10 maart 2023 aan eiser meegedeeld dat hij het grondgebied van de EU, EER en Zwitserland onmiddellijk moest verlaten en hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar had opgelegd. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.J. Janse, heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft op 9 augustus 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht een terugkeerbesluit en inreisverbod heeft opgelegd. De staatssecretaris heeft in het terugkeerbesluit aangegeven dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Dit risico is onderbouwd met zowel zware als lichte gronden. Eiser heeft betoogd dat de staatssecretaris ten onrechte een vertrektermijn heeft onthouden en dat de zware gronden niet feitelijk juist zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris de zware gronden 3a en 3d terecht aan het besluit ten grondslag heeft gelegd.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de besluiten van de staatssecretaris in stand blijven. Eiser heeft geen recht op vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.