ECLI:NL:RBDHA:2023:13701
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het rechtmatig verblijf van een EU-onderdaan in Nederland na afwijzing van een werkzoekende status
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 september 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiseres, een Roemeense nationaliteit, heeft sinds juni 2017 in Nederland verbleven en heeft een beroep gedaan op rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan op basis van artikel 8.12 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De staatssecretaris heeft op 23 juni 2022 vastgesteld dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft en dit besluit is in bezwaar op 21 april 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiseres niet kan worden aangemerkt als werkzoekende, omdat zij niet kan bewijzen dat zij actief werk zoekt en een reële kans op werk heeft. Eiseres heeft weliswaar een werkervaringstraject gestart, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om te spreken van een reële kans op werk. Bovendien is het traject gestopt en heeft het niet geleid tot betaald werk. De rechtbank heeft ook de belangenafweging van de staatssecretaris beoordeeld en concludeert dat deze zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres heeft aangevoerd dat haar persoonlijke omstandigheden, waaronder haar verleden als slachtoffer van mensenhandel, onvoldoende zijn meegewogen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris deze omstandigheden wel degelijk in zijn besluit heeft betrokken.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8.12 van het Vb 2000. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.