ECLI:NL:RBDHA:2023:13685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.20315 en NL23.20316
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en homoseksualiteit

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren op 13 januari 2000 en van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 30 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag werd door verweerder op 8 juli 2023 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser's identiteit ongeloofwaardig werd geacht. De rechtbank heeft de zaak op 3 augustus 2023 behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Eiser heeft in zijn asielaanvraag gesteld dat hij niet meer in de islam gelooft en homoseksueel is, wat hem in Marokko in gevaar zou brengen. Verweerder heeft echter geconcludeerd dat eisers identiteit ongeloofwaardig is, omdat hij wisselend heeft verklaard over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit. De rechtbank oordeelt dat verweerder deze conclusie heeft kunnen trekken, gezien de inconsistenties in eisers verklaringen en de onvoldoende onderbouwing van zijn identiteit met de overgelegde documenten.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat afvalligheid van de islam in Marokko niet strafbaar is en dat de staat vrijheid garandeert om religie te belijden. Eiser's stelling dat hij problemen zal ondervinden van zijn familie als hij zich niet als moslim gedraagt, werd door de rechtbank niet als voldoende overtuigend beschouwd. Ook de claims over zijn homoseksualiteit werden door verweerder ongeloofwaardig geacht, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht was en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.20315 en NL23.20316

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser/verzoeker (volgens gronden beroep: [naam 1])

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J. Versteeg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep, en het verzoek om een voorlopige voorziening, van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 30 mei 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 8 juli 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt in de gronden van beroep te zijn geboren op 13 januari 2000 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 20 juni 2021 heeft eiser voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Deze aanvraag is door verweerder niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van eisers asielaanvraag. Dit besluit is in rechte vast komen te staan. Op 5 mei 2023 heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd. Op 30 mei 2023 heeft eiser opnieuw asiel aangevraagd. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij niet meer in de islam gelooft en dat hij homoseksueel is. Hierdoor kan hij in Marokko niet leven zoals hij zou willen leven.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • afvalligheid;
  • homoseksualiteit.
Verweerder heeft eisers identiteit ongeloofwaardig gevonden omdat eiser wisselend heeft verklaard over zijn naam, geboortedatum en nationaliteit. Ook in Duitsland staat eiser bekend onder verschillende namen, geboortedata en nationaliteiten. De kopie van eisers Marokkaanse paspoort is volgens verweerder onvoldoende om zijn identiteit geloofwaardig te vinden. Omdat eiser Marokkaans-Arabisch spreekt en de herkomstvragen juist heeft beantwoord, heeft verweerder eisers nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig gevonden. Dat eiser afstand heeft genomen van de islam, vindt verweerder geloofwaardig. Omdat afvalligheid in Marokko niet strafbaar is en de Marokkaanse staat ieder individu vrijheid garandeert om zijn religieuze zaken te beoefenen, vindt verweerder dat eisers afvalligheid niet kan leiden tot een verblijfsvergunning asiel. Eisers verklaringen over zijn homoseksualiteit vindt verweerder ongeloofwaardig. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiser hem heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit en dat hij zijn aanvraag alleen heeft ingediend om uitzetting uit te stellen of te voorkomen. Op grond van het voorgaande heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser meent dat verweerder ten onrechte zijn identiteit ongeloofwaardig heeft gevonden en heeft geconcludeerd dat hij verweerder heeft misleid over zijn identiteit. Hij erkent eerder een valse naam te hebben opgegeven en heeft hier spijt van. Hij heeft dit gedaan uit angst voor overdracht aan Duitsland en uit angst dat zijn informatie terecht zou komen bij de Marokkaanse autoriteiten en zijn familie. Hij heeft nu zijn juiste naam opgegeven en een kopie van zijn paspoort overgelegd. Ook betwist eiser dat het in Marokko geen probleem is om een andere religie dan de islam aan te hangen. Als hij zich niet als moslim gedraagt, zal hij grote problemen met zijn familie krijgen. Daarnaast heeft verweerder eisers homoseksualiteit ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Eiser heeft consistent verklaard homoseksueel te zijn. Ten onrechte heeft verweerder gesteld dat eiser wisselend verklaard heeft over de acceptatie. Verweerder heeft geen rekening gehouden met het tijdsverloop en eisers ontwikkeling. Hij ontdekte homoseksueel te zijn omstreeks zijn 16e jaar en de acceptatie kwam nadat hij een gesprek had gehad met een psychiater. Over zijn relaties stelt eiser dat hij wel degelijk een relatie had met [naam 2], alleen geen seksuele relatie. Met [naam 3] is sprake van een prille relatie. Verweerder is ten onrechte voorbij gegaan aan de brief van [naam 3]. Ook is ten onrechte gesteld dat eiser niet zou hebben verklaard dat hij met [naam 3] heeft samengewoond.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Identiteit
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Eiser heeft zowel in Nederland als in Duitsland en Spanje verschillende personalia opgegeven en heeft hier steeds wisselend over verklaard. Zelfs nu in beroep geeft eiser nog verschillende personalia op. Verweerder heeft kunnen concluderen dat de overgelegde kopie van eisers paspoort hiertegenover onvoldoende gewicht in de schaal legt om eisers laatst opgegeven identiteit in de gronden van beroep, te geloven. Ten aanzien van het originele paspoort heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser al sinds juni 2021 in Nederland is en hij gelet daarop voldoende tijd heeft gehad om ervoor te zorgen dat zijn originele paspoort hier in Nederland in zijn bezit zou zijn. Gelet op de verschillende personalia die eiser heeft opgegeven heeft verweerder ook mogen concluderen dat eiser verweerder heeft misleid over zijn identiteit en nationaliteit. Eiser erkent zelf ook eerder een valse naam te hebben opgegeven. Dat hij hier spijt van heeft en dat hij dit gedaan heeft uit angst kan hier naar het oordeel van de rechtbank geen verschil in maken, ook gelet op de grote hoeveelheid verschillende personalia die eiser heeft opgegeven.
Afvalligheid
6. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat afvalligheid van de islam in Marokko niet strafbaar is en dat de staat ieder individu de vrijheid garandeert om zijn of haar religie te belijden. [1] Dat eiser stelt dat hij problemen zal krijgen met zijn familie als hij zich niet als moslim gedraagt, brengt hier geen verandering in. In het nader gehoor heeft eiser zelf namelijk verklaard dat je wel kunt leven zonder geloof en ook dat er steeds meer tolerantie is in Marokko ten aanzien van niet-gelovigen. [2] Ook heeft hij gezegd dat je het geloof gewoon voor jezelf kunt houden. [3] Verweerder heeft, gelet op het voorgaande, kunnen concluderen dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van zijn afvalligheid van de islam.
Homoseksualiteit
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte eisers gestelde homoseksualiteit ongeloofwaardig vindt. Verweerder heeft dit standpunt ook voldoende gemotiveerd op de pagina’s 4 tot en met 6 van het (in het bestreden besluit ingelaste) voornemen en op de pagina’s 3 tot en met 5 van het bestreden besluit. In hetgeen hierover door eiser in beroep naar voren is gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om hierover anders te oordelen. De beroepsgronden bevatten namelijk grotendeels een herhaling van hetgeen in de zienswijze al naar voren is gebracht, waar verweerder voldoende gemotiveerd op heeft gereageerd in het bestreden besluit. Verweerder is daarin ook ingegaan op de brief van [naam 3] en heeft er ter zitting ook nog terecht op gewezen dat in deze brief niet wordt bevestigd dat eiser en [naam 3] hebben samengewoond. Ter zitting heeft verweerder tot slot ook terecht gewezen op de wisselende verklaringen van eiser over zijn gestelde homoseksualiteit. Zo staat er in het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 5 mei 2023, dat eiser heeft verklaard: “ik ben geen homo” (zie pagina 5 van dat proces-verbaal). De enkele stelling namens eiser op de zitting dat hij dit niet heeft gezegd, is onvoldoende om niet van de juistheid van dit op ambtseed opgemaakte proces-verbaal uit te gaan.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, op 28 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6398, r.o. 5.2 en 5.3.
2.Zie pagina 6 en 10 van het verslag nader gehoor.
3.Zie pagina 39 van het verslag nader gehoor.