ECLI:NL:RBDHA:2023:13658
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van WIA-uitkering in het kader van redelijkheid en billijkheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, die sinds 18 maart 2016 een WIA-uitkering ontvangt, en het UWV. Het UWV had op 7 oktober 2021 besloten om de WIA-uitkering van eiser over de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2020 te herzien en een bedrag van € 8.075,08 terug te vorderen. Na bezwaar van eiser werd dit bedrag aangepast naar € 7.449,61. Eiser was het niet eens met de terugvordering en stelde dat er dringende redenen waren om van herziening en terugvordering af te zien, vooral vanwege de gevolgen van de coronamaatregelen die zijn inkomsten als zelfstandige hadden aangetast.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de WIA-uitkering had herzien en dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank benadrukte dat de lockdown niet als een incidenteel geval kan worden aangemerkt, omdat deze veel mensen raakte. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat de terugvordering onaanvaardbare sociale en financiële consequenties voor hem had. De rechtbank volgde het UWV in zijn standpunt dat het aan de wetgever is om de regelgeving aan te passen en dat het UWV binnen de grenzen van de wet moet opereren.
De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten of schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente. De uitspraak werd gedaan door mr. M. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier.