ECLI:NL:RBDHA:2023:13655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
NL23.24153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring, opgelegd aan eiser door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft op 12 juni 2023 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen. Hij heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 30 augustus 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij voldoende informatie heeft om zonder zitting uitspraak te doen. Eiser heeft aangevoerd dat hij volledig meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een langere bewaring rechtvaardigen. De rechtbank stelt echter vast dat de gronden voor de maatregel van bewaring nog steeds van toepassing zijn. Eiser heeft niet aangetoond dat hij niet meer aan het toezicht kan onttrekken en heeft geen acties ondernomen om aan een reisdocument te komen.

De rechtbank concludeert dat verweerder voldoende voortvarend handelt in de uitzettingsprocedure en dat er zicht is op uitzetting naar Marokko. Eiser heeft geen feiten aangedragen die erop wijzen dat dit niet het geval zou zijn. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. W. Anker, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24153

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 juni 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 30 augustus 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om gehoord te worden ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats, van 4 juli 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, rechtmatig was. [2] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 28 juni 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. Eiser voert aan dat hij volledig meewerkt aan de vaststelling van zijn nationaliteit en identiteit. Verder stelt hij dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere bewaring rechtvaardigen. Ook is eiser van mening dat zijn inbewaringstelling niet voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Tot slot werkt verweerder onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting naar Marokko en is er geen zicht op uitzetting.
6. Het is de rechtbank niet gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht, niet meer van toepassing zijn op eiser. De enkele, niet onderbouwde, stelling van eiser dat hij volledig meewerkt aan de vaststelling van zijn persoonsgegevens doet daar niet aan af. Bovendien blijkt uit de vertrekgesprekken dat eiser meerdere keren heeft geweigerd om met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in gesprek te gaan. Ook heeft eiser nog steeds geen acties ondernomen om aan een reisdocument te komen. Verder zijn er nog geen zes maanden verstreken sinds het opleggen van de maatregel. De vraag of sprake is van bijzondere omstandigheden die een verlenging van de bewaringsmaatregel rechtvaardigen, is daarom niet aan de orde.
7. De rechtbank stelt verder vast dat uit de voortgangsrapportage blijkt dat verweerder sinds het indienen van de LP-aanvraag [3] meerdere keren schriftelijk heeft gerappelleerd over de aanvraag bij de Marokkaanse autoriteiten, meest recentelijk op 8 augustus 2023. Daarnaast heeft verweerder met eiser in totaal zes vertrekgesprekken gevoerd, althans gepoogd te voeren. De rechtbank constateert dan ook dat verweerder structureel en op regelmatige basis handelingen verricht en blijft verrichten, die gericht zijn op het vertrek van eiser. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser naar Marokko werkt. Daar komt bij dat eiser zelfstandig geen handelingen heeft verricht om zijn terugkeer naar Marokko te realiseren. Tot slot is niet gebleken dat eiser niet gepresenteerd zal worden dan wel dat de Marokkaanse autoriteiten voor eiser geen LP zullen afgeven. De beroepsgrond van eiser slaagt dan ook niet.
8. De rechtbank overweegt verder dat in zijn algemeenheid nog steeds wordt uitgegaan van zicht op uitzetting in het geval van Marokko. [4] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval daarvan niet kan worden uitgegaan. Eiser heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat in zijn geval zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt.
9. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [5]
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Aanvraag voor een laissez-passer.
4.Zie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 16 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:129 en 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.
5.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in degevoegde zaken C-704/20 en C-39/21.