ECLI:NL:RBDHA:2023:13644

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
C/09/652260 / KG ZA 23-691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-terugkeer van gezaghebbende ouder met kind na vakantie in buitenland met vervangende toestemming van de rechter

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de vader dat de moeder zich houdt aan een eerdere beslissing van de voorzieningenrechter, die haar toestemming gaf om met hun minderjarige kind op vakantie naar Marokko te gaan. De vader eist de onmiddellijke terugkeer van het kind naar Nederland, terwijl de moeder zich in Marokko bevindt. De voorzieningenrechter oordeelt dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de primaire vordering van de vader, die betrekking heeft op de terugkeer van het kind. Dit is in lijn met het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen, dat bepaalt dat de rechter in de staat waar het kind zich bevindt, bevoegd is om te oordelen over teruggeleidingsvorderingen.

De subsidiaire vordering van de vader, die de moeder verplicht om medewerking te verlenen aan videocontacten tussen hem en het kind, wordt echter toegewezen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de moeder zich niet heeft gehouden aan de eerdere beslissing om videocontacten te faciliteren, wat in het belang van het kind is. De moeder wordt veroordeeld tot het faciliteren van deze videocontacten, met een dwangsom als prikkel om zich aan deze verplichting te houden. De voorzieningenrechter benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd waarom het niet mogelijk zou zijn om deze contacten voort te zetten, zelfs niet tijdens hun verblijf in Marokko.

De kosten van de procedure worden door beide partijen gedragen, aangezien het een familierechtelijke kwestie betreft. Het vonnis is uitgesproken op 31 augustus 2023 door mr. A.C. Olland.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/652260 / KG ZA 23-691
Vonnis in kort geding van 31 augustus 2023
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] ,
eiser,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M. Özgül te Breda,
tegen:
[gedaagde]te [plaats 2] ,
gedaagde,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. R.A.F. Jansen te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 9;
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 4;
- de op 24 augustus 2023 gehouden mondelinge behandeling.
1.2.
Tijdens de zitting is de datum voor het vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 24 augustus 2020 tot 11 januari 2023.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige, [de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2021 te [plaats 2] . Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
Partijen verschillen van mening over de manier waarop het contact tussen de vader en [de minderjarige] moet worden geregeld. Zij nemen in dat kader deel aan ouderschapsbemiddeling en omgangsbegeleiding bij [X] in [plaats 2] . De rechtbank Den Haag heeft in afwachting van de resultaten van dit traject in de echtscheidingsprocedure nog geen beslissing genomen over de zorgregeling. De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden 24 augustus 2023, dezelfde dag waarop ook de mondelinge behandeling in deze kort geding procedure was ingepland.
2.4.
De moeder heeft medio 2023 aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant gevraagd om vervangende toestemming te verlenen voor een vakantie met [de minderjarige] in Marokko van 6 juli 2023 tot en met 20 augustus 2023. De voorzieningenrechter heeft de moeder bij vonnis in kort geding van 6 juli 2023 toestemming gegeven, ter vervanging van de toestemming van de vader, om met [de minderjarige] op vakantie te gaan naar Marokko van donderdag 13 juli 2023 tot en met uiterlijk donderdag 10 augustus 2023. De voorzieningenrechter heeft daarnaast bepaald dat de moeder:
  • [de minderjarige] een keer per week met de vader moet laten videobellen;
  • [de minderjarige] een keer per week een filmpje van (de omgang met) de vader moet laten zien;
  • de vader informeert over [de minderjarige] , conform de afspraak tussen partijen.
2.5.
De moeder en [de minderjarige] zijn op 13 juli 2023 naar Marokko vertrokken. Op 11 augustus 2023 stond het volgende omgangscontact tussen de vader en [de minderjarige] . [de minderjarige] en de moeder waren op die datum echter nog niet teruggekeerd in Nederland. De moeder heeft de vader op 10 augustus 2023 laten weten dat zij nog niet kon terugkeren, omdat [de minderjarige] en zijzelf ziek waren. De moeder heeft bij dit bericht een doktersverklaring gevoegd, waarin staat dat zij vanaf 10 augustus 2023 tien dagen niet kan werken. Op 20 augustus 2023 heeft de moeder nog een verklaring aan de vader gestuurd, waarin – zo begrijpt de voorzieningenrechter – staat dat zij tot 26 augustus 2023 ziek is en niet kan werken.
2.6.
Op 24 augustus 2023 waren de moeder en [de minderjarige] nog niet teruggekeerd in Nederland. Het is onbekend wanneer zij terug zullen komen. De advocaat van moeder heeft haar voorafgaand aan de mondelinge behandeling niet kunnen bereiken en is niet bekend met haar plannen.

3.Het geschil

3.1.
De vader vordert
primairdat de moeder wordt veroordeeld zich te houden aan de beslissing van de voorzieningenrechter van 6 juni 2023, te weten tot onmiddellijke terugkeer met [de minderjarige] naar Nederland, op straffe van een dwangsom.
De vader vordert
subsidiairdat de moeder wordt veroordeelt haar medewerking te verlenen aan het videobellen iedere vrijdag tussen [de minderjarige] en de vader vanaf 18 augustus 2023 en zolang zij nog in Marokko zijn, op straffe van een dwangsom.
De vader wil tot slot dat de moeder wordt veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.2.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat zij niet bevoegd is ten aanzien van de primaire vordering van de vader. De subsidiaire vordering zal worden toegewezen. De moeder wordt veroordeeld tot nakoming van de beslissing van voorzieningenrechter van 6 juli 2023 over het videobellen. Aan deze veroordeling wordt een dwangsom gekoppeld.
4.2.
De voorzieningenrechter legt haar oordeel als volgt uit.
4.3.
De primaire vordering van de vader kan op twee manieren worden geïnterpreteerd; 1) als een vordering tot het bevelen van de onmiddellijke terugkeer van [de minderjarige] naar Nederland 2) als een vordering tot nakoming door de moeder van het vonnis van 6 juli 2023 en. In beide gevallen is de Nederlandse rechter niet bevoegd om over de vordering te oordelen.
4.4.
In het eerste geval geldt dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is van de vordering kennis te nemen. Deze vordering betreft een vordering tot teruggeleiding als bedoeld in het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980, Trb. 1987, 139 (hierna: HKOV). Marokko is aangesloten bij het HKOV. Uit HR 9 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BU2834) volgt dat een vordering tot teruggeleiding van een kind dat zijn gewone verblijfplaats heeft in een verdragsstaat en beweerdelijk ongeoorloofd wordt achtergehouden in een andere verdragsstaat, slechts kan worden ingediend bij de gerecht van de verdragsstaat waar het kind zich bevindt. De Marokkaanse rechter is daarom exclusief bevoegd om te oordelen over de vordering tot teruggeleiding van [de minderjarige] .
4.5.
In het tweede geval geldt evenzeer dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is. De vordering strekt in dat geval tot nakoming door de moeder van de door de voorzieningenrechter gegeven beslissing d.d. 6 juli 2023 tot het verlenen van vervangende toestemming voor een verblijf met [de minderjarige] in Marokko. Deze vervangende toestemming houdt slechts in dat de moeder in de bedoelde periode rechtmatig met [de minderjarige] in Marokko verblijft. Voor zover deze beslissing al een rechtsplicht van de moeder impliceert tot terugkeer met [de minderjarige] naar Nederland is – op dezelfde gronden als hiervoor onder 4.4 overwogen – de Marokkaanse rechter exclusief bevoegd om te beslissen over de vordering tot nakoming van die verplichting. Een dergelijke vordering betreft immers in de kern evenzeer een vordering tot teruggeleiding als bedoeld in het HKOV.
Videobellen
4.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de door de voorzieningenrechter in het vonnis van 6 juli 2023 aan de moeder opgelegde verplichting tot het faciliteren en stimuleren van contact tussen [de minderjarige] en de vader tijdens het verblijf in Marokko evenzeer heeft te gelden na 10 augustus 2023. n de eerste weken van het verblijf van [de minderjarige] en de moeder in Marokko heeft nog een aantal videocontacten plaatsgevonden. De moeder is daarmee gestopt. Zij heeft in dit verband enkel gesteld dat zij ‘heeft geprobeerd om haar zoveel mogelijk in contact te brengen en te houden met haar vader’. De moeder heeft, bij gebrek aan een nadere toelichting, onvoldoende onderbouwd dat en waarom het voortzetten van de videocontacten, zolang zij en [de minderjarige] in Marokko verblijven, niet mogelijk zou zijn – ook als zij en [de minderjarige] ziek zijn (geweest). Het is in het belang van [de minderjarige] en de vader dat op zijn minst dit minimale contact er kan zijn. De moeder moet daaraan meewerken.
Dwangsom
4.7.
De moeder heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter zal de gevorderde dwangsom toewijzen als na te melden. De moeder heeft zich immers niet gehouden aan de duidelijke beslissingen van de voorzieningenrechter. De moeder is niet op tijd teruggekomen van vakantie, zij is gestopt met videobellen, zij is gestopt met het geven van informatie en het is onduidelijk of zij [de minderjarige] beelden heeft laten zien van (het contact met [de minderjarige] met) de vader. Dat is niet in het belang van [de minderjarige] . Het kan gebeuren dat zij de moeder en/of [de minderjarige] tijdens hun verblijf in Marokko onwel zijn geworden. Met de korte medische verklaringen, moeilijk leesbaar en in het Frans opgesteld, waarbij (mogelijk) alleen blijkt dat de moeder niet in staat is om te werken, heeft de moeder echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij én [de minderjarige] zodanig ziek zijn dat het niet mogelijk is om de videocontacten voort te zetten, in het belang van [de minderjarige] . De op te leggen dwangsom is bedoeld als prikkel voor de moeder om zich nu wel aan de beslissing van de voorzieningenrechter te houden. De dwangsom wordt wel gematigd en gemaximeerd.
Proceskosten
4.8.
De voorzieningenrechter zal beslissen dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen, omdat deze zaak een familierechtelijke kwestie betreft.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de primaire vordering(en) van de moeder;
5.2.
veroordeelt de moeder haar medewerking te verlenen aan de videobelgesprekken tussen [de minderjarige] en de vader, iedere vrijdag vanaf 1 september 2023 en zolang de moeder nog in Marokko verblijft;
5.3.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere dag dat zij zich niet aan de veroordeling onder 5.1. houdt, met een maximum van € 5.000,00;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.
RSV