ECLI:NL:RBDHA:2023:1360

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
NL23.2274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake uitzetting naar Marokko en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die op 24 oktober 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onderzoek ter zitting nodig was en heeft het onderzoek op 31 januari 2023 gesloten.

Eiser heeft aangevoerd dat hij langer dan drie maanden in bewaring zit en dat er geen zicht is op uitzetting naar Marokko, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet reageren op verzoeken om afgifte van een laissez-passer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat de argumenten van eiser niet tot een andere conclusie leiden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. H. Martens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: Y.J.P. Woertman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 24 oktober 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 31 januari 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [1] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat hij inmiddels langer dan drie maanden in bewaring zit en nog altijd onduidelijk is wanneer hij gepresenteerd wordt aan de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder rappelleert regelmatig aan de Marokkaanse autoriteiten, maar daar wordt niet op gereageerd. Dat betekent dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko ontbreekt, aldus eiser. In dat verband voert eiser verder aan dat in november en december 2022 27 lp’s [2] zijn afgegeven en slechts negen vreemdelingen zijn uitgezet naar Marokko. Eiser bestrijdt dat hij niet wil meewerken aan terugkeer. Het is voor hem niet mogelijk om zelf zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Het lukt hem niet om contact te krijgen met zijn vader in Spanje of met zijn moeder in Marokko.
4. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft recent nog, in een uitspraak van 16 januari 2023 [3] , geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn naar Marokko bestaat. Wat eiser heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. In de hiervoor onder 2. bedoelde uitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld over de betekenis van het aantal afgegeven lp’s. De nu door eiser genoemde algemene cijfers geven geen aanleiding voor een andere analyse. De omstandigheid dat eiser inmiddels drie maanden in bewaring verblijft en de Marokkaanse autoriteiten tot nu toe niet hebben gereageerd op de aanvraag om afgifte van een LP, betekent als zodanig niet dat er geen concreet zicht op uitzetting binnen redelijke termijn bestaat. Daarbij blijkt uit de verslagen van de vertrekgesprekken weldegelijk dat eiser heeft aangegeven dat hij niet wenst mee te werken aan een uitzetting naar Marokko. Verder heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk heeft geprobeerd om via zijn vader en moeder aan documenten te komen om zijn identiteit en nationaliteit te onderbouwen. Voor zover het ontbreken van die documenten mogelijk bijdraagt aan een langere duur van het lp-traject, dient dit dan ook voor rekening van eiser te blijven.
5. Ook overigens is niet gebleken dat het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. [4]
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb Den Haag, zp. Middelburg 7 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13397.
2.Laissez-passers.
4.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.