ECLI:NL:RBDHA:2023:13583

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
NL23.16438
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een terugkeerbesluit en motiveringsgebrek in vreemdelingenrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 mei 2023, waarin de staatssecretaris heeft meegedeeld dat Suriname het land is waarnaar eiser moet terugkeren. De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in het bestreden besluit niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij Suriname als land van terugkeer heeft vermeld. Eiser betoogt dat de Surinaamse autoriteiten eerder hebben geweigerd om een reisdocument aan hem te verstrekken, omdat er geen aanknopingspunten waren voor zijn Surinaamse nationaliteit. De rechtbank concludeert dat de vermelding van Suriname als land van terugkeer niet voldoende is onderbouwd, maar dat de staatssecretaris tijdens de zitting en in het verweerschrift alsnog voldoende argumenten heeft aangedragen om deze beslissing te rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit vanwege het motiveringsgebrek, maar laat de rechtsgevolgen in stand, omdat de staatssecretaris uiteindelijk voldoende heeft gemotiveerd waarom Suriname het land van terugkeer is. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 837 toegewezen, omdat zijn gemachtigde een beroepschrift heeft ingediend, maar er zijn geen andere kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16438

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J.G. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 10 mei 2023, waarin de staatssecretaris heeft meegedeeld dat Suriname het land is waarnaar eiser moet terugkeren. De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris mocht overwegen dat Suriname het land is waarnaar eiser moet vertrekken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit niet gemotiveerd waarom hij Suriname als land van terugkeer heeft vermeld, maar heeft in beroep alsnog voldoende toegelicht waarom hij dat heeft gedaan. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris Suriname vermelden als land van terugkeer?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom Suriname het land is waar eiser naar moet terugkeren. De Surinaamse autoriteiten hebben twee keer eerder geweigerd om een reisdocument aan eiser te verstrekken, omdat er geen aanknopingspunten waren om aan te nemen dat hij de Surinaamse nationaliteit heeft. Hierdoor was er in een eerdere bewaringsprocedure geen zicht op uitzetting naar Suriname en heeft de rechtbank in die procedure bevolen de in mei 2023 aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op te heffen. [1] Het enkele feit dat eiser Nederlands spreekt en er familie uit Suriname afkomstig is, is dan onvoldoende om Suriname als land van terugkeer aan te merken. De vermelding van Suriname als land van terugkeer is daarom fictief te noemen, wat volgens eiser gelijkstaat aan het niet-vermelden van een land van terugkeer.
4.1.
De staatssecretaris moet in een terugkeerbesluit vermelden naar welk land de vreemdeling moet terugkeren. Voordat de staatssecretaris een land van terugkeer mag vermelden, moet hij een zekere mate van onderzoek doen naar de herkomst en nationaliteit van deze vreemdeling. Om een land van terugkeer te vermelden, hoeven de herkomst en de nationaliteit van deze vreemdeling niet vast te staan. De staatssecretaris kan volstaan met het feit dat de vreemdeling banden heeft met dit land van terugkeer of aliassen uit dat land gebruikt. [2] Als uit dit onderzoek geen concrete aanknopingspunten voor een land van terugkeer naar voren komen, dan maakt de staatssecretaris gebruik van algemene(re) informatie, zoals de taal die een vreemdeling spreekt. [3]
4.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Eiser wijst er terecht op dat de staatssecretaris niet in het bestreden besluit heeft gemotiveerd waarom hij Suriname als land van terugkeer heeft aangemerkt. Omdat de staatssecretaris dat wel moet doen, [4] is het bestreden besluit in zoverre gebrekkig en slaagt het betoog van eiser. De staatssecretaris heeft op de zitting en met het verweerschrift echter alsnog voldoende gemotiveerd waarom hij Suriname als land van terugkeer heeft vermeld. De staatssecretaris stelt dat er geen nader onderzoek naar eiser door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel van de politie is gedaan, omdat de bewaring van eiser na de uitspraak van 13 juni 2023 is opgeheven. Daarom heeft de staatssecretaris uit andere indicaties afgeleid dat eiser uit Suriname afkomstig is: eiser spreekt volgens de staatssecretaris vloeiend Nederlands en slechts weinig Frans, terwijl dat de voertaal in Frans-Guyana is, waar eiser tot 2017 stelt te hebben gewoond en waar hij vandaan stelt te komen. Verder heeft de moeder van eiser een Surinaamse achternaam en komen beide ouders van een nicht van eiser uit Paramaribo. Eiser heeft dit feitelijk niet betwist, maar slechts gesteld dat dit onvoldoende is om Suriname als land van terugkeer aan te merken. De rechtbank is dat niet met hem eens. De staatssecretaris heeft met de toelichting op de zitting en met het verweerschrift concrete indicaties naar voren gebracht waaruit volgt dat eiser (mogelijk) uit Suriname afkomstig is. Dat de eerdere procedure tot afgifte van een laissez-passer bij de Surinaamse autoriteiten niet tot een laissez-passer heeft geleid, maakt dit niet anders, omdat deze procedure is gevoerd op basis van de door eiser opgegeven personalia [5] en het daardoor niet is uitgesloten dat eiser (mogelijk) onder andere personalia bij de Surinaamse autoriteiten bekendstaat. Bovendien volgt uit de stukken geen enkele indicatie voor de gestelde afkomst uit Frans-Guyana: uit het vertrekgesprek van 5 juni 2023 volgt namelijk dat navraag is gedaan bij de Franse autoriteiten, maar dat zij eiser niet kennen en bovendien heeft eiser ook in beroep geen enkele concrete indicatie voor een afkomst uit Frans-Guyana naar voren gebracht. Onder deze omstandigheden mocht de staatssecretaris aannemelijk achten dat eiser uit Suriname afkomstig is en Suriname dus in het bestreden besluit als land van terugkeer vermelden.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond, omdat de staatssecretaris niet al in het bestreden besluit heeft gemotiveerd waarom hij Suriname als land van terugkeer heeft vermeld. Daarom vernietigt de rechtbank het bestreden besluit vanwege een motiveringsgebrek. De rechtbank ziet echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, [6] omdat de staatssecretaris, gelet op wat onder 4.2 is overwogen, op de zitting en met het verweerschrift alsnog voldoende heeft gemotiveerd waarom Suriname het land is waar eiser naar moet terugkeren. Dat betekent dat eiser uiteindelijk geen gelijk krijgt en eiser naar Suriname moet terugkeren.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 837, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend. Omdat de gemachtigde van eiser niet op de zitting is verschenen, kent de rechtbank daar geen punt voor toe. Verder zijn er geen andere kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyás, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Eiser wijst op Rb. Den Haag (zp Arnhem) 13 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8878.
2.ABRvS 29 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2506.
3.Dat staat in het IB 2022/87, p. 2.
4.Dat staat in de artikelen 3:46 en 3:47, eerste lid, van de Awb.
5.Dat blijkt uit het verslag van het vertrekgesprek van 5 juni 2023.
6.Dat is mogelijk op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb.