In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Algerijnse vreemdeling op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die in Nederland internationale bescherming heeft aangevraagd, betwistte de rechtmatigheid van zijn bewaring, stellende dat deze vanaf het begin onrechtmatig was. Hij verwees naar een door de Spaanse autoriteiten afgewezen Dublinclaim, en stelde dat Spanje niet verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag omdat hij daar nooit een asielverzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde dat eiser onder de in artikel 59a van de Vreemdelingenwet genoemde categorie vreemdelingen valt, en dat er voldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring. De rechtbank concludeerde dat de bewaring niet onrechtmatig was, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank overwoog dat de gronden voor bewaring, zowel zwaar als licht, voldoende waren om aan te nemen dat er een significant risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.