ECLI:NL:RBDHA:2023:13567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
NL23.24160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en schadevergoeding na opheffing van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser tegen de maatregel van bewaring die eerder was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was op 12 mei 2023 opgelegd, maar op 3 augustus 2023 opgeheven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring al eerder was getoetst en dat de eerdere uitspraak van 4 augustus 2023 bevestigde dat de maatregel tot dat moment rechtmatig was. Aangezien de maatregel inmiddels was opgeheven, beperkte de beoordeling zich tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode voorafgaand aan de opheffing. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang meer was voor eiser, omdat de beroepsgronden betrekking hadden op de nieuwe maatregel die op 3 augustus 2023 was opgelegd. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 12 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Op 3 augustus 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 30 augustus 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Indiase nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 31 mei 2023. [2] Vervolgens is al twee maal eerder een vervolgberoep ingesteld. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 4 augustus 2023 [3] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen, 3 augustus 2023, rechtmatig was.
4. De rechtbank stelt vast dat de maatregel van bewaring is opgeheven op 3 augustus 2023. Nu de rechtbank in de eerder genoemde uitspraak van 4 augustus 2023 al een oordeel heeft gegeven over de periode tot aan de opheffing van de maatregel, valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien welk belang eiser nog heeft bij het onderhavige beroep. Eiser heeft weliswaar beroepsgronden ingediend, maar deze zien op de nieuwe maatregel die aan eiser is opgelegd op 3 augustus 2023. Aangezien het onderhavige vervolgberoep zich richt op de maatregel van 12 mei 2023, staan de door eiser ingediende beroepsgronden nu niet ter beoordeling voor.
5. De rechtbank verklaart daarom het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.