ECLI:NL:RBDHA:2023:8055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
NL23.14692
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en risico op onttrekking aan toezicht in vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Indiase nationaliteit heeft, was in Nederland in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser illegaal Nederland is binnengekomen en zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. Eiser heeft betwist dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat en heeft aangevoerd dat hij als asielzoeker in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zijn aanvraag in een asielzoekerscentrum in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, feitelijk juist zijn en voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft ook gesteld dat de inbewaringstelling hem psychisch zwaar valt en heeft verzocht om een lichter middel, zoals een meldplicht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14692

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.P. Cats),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.M.E. Disselkamp)

Procesverloop

Bij besluit van 12 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op
24 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 30 mei 2023 een
verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 30 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Indiase nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verweerder heeft als zware gronden [2] vermeld dat eiser:
- 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;- 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;- 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;- 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
- 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;- 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;- 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;- 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist dat sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Hij meent dat hij als asielzoeker in de gelegenheid gesteld had moeten worden om zijn aanvraag in een AZC in te dienen. Hij is gelet op zijn vrees in zijn land van herkomst illegaal Nederland ingereisd en hij heeft zijn paspoort aan de reisagent afgegeven. Hem kan niet verweten worden dat hij niet over een paspoort beschikt. De reisagent heeft hem beloofd het paspoort na te zenden, maar heeft dit nagelaten. Verder dacht eiser dat zijn eerdere asielprocedure geen kans van slagen zou hebben, daarom heeft hij deze niet afgewacht. Ook heeft hij momenteel inderdaad geen huisvesting, maar zou hij opvang in een AZC kunnen krijgen gedurende zijn asielaanvraag.
4. Verweerder mag bij het tegenwerpen van onder meer de zware gronden 3a, 3b en 3c volstaan met een toelichting waaruit blijkt dat deze gronden zich feitelijk voordoen. Niet in geschil is dat eiser Nederland illegaal is ingereisd. Dit maakt dat de zware grond 3a feitelijk juist is en deze wordt terecht aan eiser tegengeworpen. Op 16 augustus 2022 heeft eiser een afwijzende beschikking op zijn asielaanvraag ontvangen. Op 1 september 2022 is eiser met onbekende bestemming vertrokken. Hij bleek naar Duitsland te zijn gegaan en heeft zich niet meer aan zijn meldplicht gehouden. Eiser heeft verder ook geen gevolg gegeven aan de vertrekplicht die uit de beschikking volgt. Dit maakt de zware gronden 3b en 3c ook feitelijk juist. Deze zware gronden zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Een risico op onttrekking aan het toezicht is daarmee gegeven. Wat eiser voor het overige heeft aangevoerd over de zware en lichte gronden behoeft geen bespreking, omdat dit niet kan leiden tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig is.
Lichter middel
5. Eiser stelt dat de inbewaringstelling hem erg zwaar valt. Hij lijdt er psychisch onder en een belangenafweging dient in zijn voordeel uit te vallen. Bovendien stelt eiser bereid te zijn om zich aan het vreemdelingentoezicht te onderwerpen en zich ook aan een eventuele meldplicht te houden. Het opleggen van een meldplicht ligt dan ook in de rede, aldus eiser.
6. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen, is een risico op
onttrekking aan het toezicht gegeven. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat niet is
gebleken dat een lichter middel, zoals een meldplicht, doeltreffend is om dit risico te
ondervangen. Van belang is dat eiser heeft verklaard naar Italië te willen gaan, terwijl het doel is om eiser uit te zetten naar India. Ook heeft eiser eerder verklaard last te hebben van stress. Verweerder heeft eisers medische omstandigheden voldoende meegewogen en er terecht op gewezen dat de gezondheidszorg in het detentiecentrum gelijk is aan de zorg in de vrije maatschappij. Dit geldt ook voor eventuele psychische klachten. Niet is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken.
Ambtshalve toets [3]
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.