ECLI:NL:RBDHA:2023:13557
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsaanvraag op basis van het arrest Chavez-Vilchez en beoordeling van de zorg- en opvoedtaken van de eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument op grond van het arrest Chavez-Vilchez beoordeeld. Eiser, van Sierra Leoonse nationaliteit, heeft eerder een aanvraag ingediend die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris in een eerder besluit van 30 november 2018 had besloten om eiser geen verblijfsrecht toe te kennen, en dat dit besluit door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is vernietigd. Eiser heeft op 28 september 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, maar deze is in het bestreden besluit van 22 maart 2023 wederom afgewezen.
Tijdens de zitting op 4 juli 2023 heeft de rechtbank de beroepsgronden van eiser beoordeeld. Eiser stelt dat hij meer dan marginaal betrokken is bij de zorg en opvoeding van zijn zoon, en dat de band tussen hen sterk is. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser geen gezag heeft over zijn dochter, die in een pleeggezin verblijft, en dat zijn betrokkenheid bij de opvoeding van zijn zoon niet voldoende is aangetoond. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser niet meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht.
De rechtbank heeft ook het beroep van eiser op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen. De procedure heeft van de ontvangst van het bezwaarschrift op 24 december 2018 tot de uitspraak van de Afdeling op 25 maart 2022 drie jaar, drie maanden en één dag geduurd, wat binnen de redelijke termijn valt. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor eiser geen recht heeft op het gevraagde verblijfsdocument.