In deze zaak hebben eisers, een gezin van Afghaanse nationaliteit, op 19 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Op 15 april 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Vervolgens hebben zij op 8 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Verweerder had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen, maar heeft deze termijn verlengd naar zes maanden. De rechtbank constateert dat deze termijn is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.