Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 13 december 2022, gericht op verblijf als familie- of gezinslid ten behoeve van een derde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 4 juli 2023 meegedeeld dat de ambassade te Beiroet is gemachtigd om de mvv af te geven. De rechtbank heeft eiser op 5 juli 2023 verzocht om te bevestigen of het inwilligend besluit aanleiding geeft om het beroep in te trekken, waarop eiser heeft geantwoord dat hij het beroep handhaaft.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank concludeert dat verweerder geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is wegens het vervallen van het procesbelang.
Eiser heeft verzocht om vaststelling van de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen en om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en dat verweerder ook de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 418,50. Daarnaast moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de veroordelingen op aan verweerder.