ECLI:NL:RBDHA:2023:13494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.18464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 13 december 2022, gericht op verblijf als familie- of gezinslid ten behoeve van een derde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 4 juli 2023 meegedeeld dat de ambassade te Beiroet is gemachtigd om de mvv af te geven. De rechtbank heeft eiser op 5 juli 2023 verzocht om te bevestigen of het inwilligend besluit aanleiding geeft om het beroep in te trekken, waarop eiser heeft geantwoord dat hij het beroep handhaaft.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De rechtbank concludeert dat verweerder geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, aangezien de aanvraag is ingewilligd. De rechtbank stelt vast dat het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit kennelijk niet-ontvankelijk is wegens het vervallen van het procesbelang.

Eiser heeft verzocht om vaststelling van de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen en om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en dat verweerder ook de proceskosten van eiser moet vergoeden, vastgesteld op € 418,50. Daarnaast moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en legt de veroordelingen op aan verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18464

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 26 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn aanvraag om verlening van een mvv [1] van 13 december 2022 voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’ ten behoeve van [Naam 2].
Bij besluit van 4 juli 2023 heeft verweerder meegedeeld dat hij de ambassade te Beiroet heeft gemachtigd om de mvv af te geven.
De rechtbank heeft bij bericht van 5 juli 2023 eiser verzocht de rechtbank te informeren of het inwilligend besluit aanleiding is om het beroep in te trekken. Eiser heeft daarop gereageerd dat hij het beroep handhaaft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. In artikel 6:20, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit alsnog gegrond kan worden verklaard, indien de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet langer een belang heeft bij de beoordeling van het beroep aangezien de aanvraag is ingewilligd. Daarbij is in aanmerking genomen dat volgens vaste jurisprudentie de vraag of een proceskostenveroordeling moet worden uitgesproken onvoldoende aanleiding vormt om tot een inhoudelijke beoordeling van een beroep over te gaan. [3] Voor zover eiser heeft verzocht om vergoeding van de door hem betaalde leges voor de behandeling van zijn aanvraag, stelt de rechtbank vast dat eiser aan verweerder niet heeft verzocht om van het betalen van leges te worden vrijgesteld. De inwilligende beslissing kan dan ook niet mede worden gezien als een weigering van een dergelijke vrijstelling. Het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit is daarom kennelijk niet-ontvankelijk wegens het vervallen van het procesbelang.
3. Eiser verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsommen vast te stellen en om verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte proceskosten en de legeskosten.
4. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
5. Eiser heeft vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. Er bestaat aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
 veroordeelt verweerder tot betaling aan eiser van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van € 1.442 (duizendvierhonderdtweeënveertig euro);
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent);
 bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 25 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:906.