ECLI:NL:RBDHA:2023:13492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
NL23.25971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming Oekraïne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die tijdelijk beschermd is op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 23 augustus 2023, houdt in dat het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming per 4 september 2023 eindigt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij vreest dat hij zonder deze bescherming in de gemeentelijke opvangvoorzieningen zal komen te zitten en zijn recht om te werken zal verliezen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van onverwijlde spoed, aangezien verzoeker niet kan wachten op de uitkomst van de hoofdzaak voordat zijn tijdelijke bescherming eindigt. De rechter heeft het belang van verzoeker om de opvang en werkrechten te behouden zwaarder laten wegen dan het belang van de staatssecretaris om de tijdelijke bescherming te beëindigen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan in de hoofdzaak.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837, voor de rechtsbijstand die verzoeker heeft ontvangen. Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25971

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. J.E. de Poorte),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoeker meegedeeld dat zijn recht op tijdelijke bescherming op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming [1] en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit [2] eindigt op 4 september 2023.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [3] uitspraak buiten zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder bepaald dat het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming eindigt op 4 september 2023. Dit betekent dat verzoeker vanaf 4 september 2023 geen aanspraak meer kan maken op de rechten die verbonden zijn aan de status tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoeker niet kan worden afgehandeld voordat het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming eindigt. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker om de gemeentelijke opvangvoorzieningen te laten voortduren en het recht om te mogen werken te behouden zwaarder dan het belang van verweerder om die voorzieningen per 4 september 2023 te beëindigen voordat op het beroep is beslist. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toewijzen op de hierna te melden wijze.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837 (1 punt voor het indienen van het
verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst totdat uitspraak is gedaan op het beroep (zaaknummer NL23.25970);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837 (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan
3.Algemene wet bestuursrecht.