Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is eigenaar van de Bulgaarse supermarkt/bakkerij [bedrijfsnaam] (hierna: de bakkerij) aan de [adres] in [vestigingsplaats]. Verweerder heeft, wegens herhaaldelijke overtredingen van de Winkeltijdenwet, drie lasten onder dwangsom opgelegd en twee verbeurde dwangsommen ingevorderd. Het bezwaarschrift tegen de eerste last onder dwangsom is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet tijdig is ingediend. Het bezwaarschrift tegen de overige dwangsommen en de invorderingsbeschikkingen is ongegrond verklaard, omdat de overtredingen voldoende zijn gedocumenteerd in de processen-verbaal van verbalisanten. De hoogte van de boete per dwangsom is, naar advies van de adviescommissie bezwaarschriften, gematigd van €5000.- naar €1500,-.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het bezwaar tegen last onder dwangsom I is onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft deze last onder dwangsom niet ontvangen. Pas op 21 september 2022 was dit besluit bekend bij eiseres. Zij heeft vervolgens tijdig, op 16 oktober 2022, bezwaar gemaakt. Uit de e-mail van 7 januari 2022 blijkt bovendien dat een juridische medewerker van de gemeente Den Haag heeft toegezegd dat er geen last onder dwangsom zou worden opgelegd. Eiseres is onterecht niet gehoord in de bezwaarfase.
4. Het bezwaar tegen de overige besluiten is onterecht ongegrond verklaard. De overtredingen zijn aan de hand van gefingeerde omstandigheden en stukken geconstateerd. De processen-verbaal zien toe op een andere bakkerij of zijn innerlijk tegenstrijdig. De constateringen van de overtredingen vond daarnaast pas plaats na de begunstigingstermijn. De opgelegde dwangsommen zijn onevenredig en disproportioneel. Verder heeft verweerder onterecht geen beleid vastgelegd in dit verband.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
SGR 23/437: Bestreden besluit I
5. Het besluit last onder dwangsom I is op 4 januari 2022 opgelegd. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift liep tot en met 15 februari 2022.Verweerder heeft het besluit bekendgemaakt door verzending daarvan per gewone en aangetekende post. Sprake is van een termijnoverschrijding, aangezien eiseres pas op 16 oktober 2022 bezwaar heeft gemaakt.Van een verschoonbare termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank overweegt dat dit besluit kennelijk is ontvangen door eiseres, omdat de gemachtigde van eiseres op 7 januari 2022 per mail aan verweerder refereert naar een last onder dwangsom en dat hieraan voldaan zou worden. In deze mail van de gemachtigde van eiseres staat in het kopje ‘onderwerp’ het kenmerknummer van last onder dwangsom I genoemd. Dat eiseres pas op 21 september 2022 bekend was met het besluit is hiermee niet aannemelijk gemaakt. De reactie van de juridisch medewerkster van de gemeente op de e-mail van 7 januari 2022, namelijk dat de last onder dwangsom bij herhaalde overtreding verbeurd zou worden, is geen toezegging waardoor het vertrouwensbeginsel geschonden zou zijn.
6. Gelet op het vorenstaande is naar oordeel van de rechtbank niet tijdig bezwaar gemaakt en is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het bezwaarschrift is daarom terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard door verweerder. Verweerder hoefde eiseres daarom ook niet te horen.
SGR 23/2674: Bestreden besluit II
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres meerdere keren de Winkeltijdenwet heeft overtreden. Volgens deze wet mogen winkels niet open zijn vóór 06.00 uuren eiseres heeft geen vergunning die dit mogelijk maakt. Op 7 december 2021 heeft verweerder aan eiseres een waarschuwingsbrief gestuurd en op 4 januari 2022 heeft verweerder een last onder dwangsom opgelegd, waartegen niet tijdig bezwaar is gemaakt. In de processen-verbaal van 1 juli 2022 en 27 juli 2022 is vervolgens geconstateerd dat de bakkerij van eiseres vóór 06.00 uur, te weten 05:47 en 05:50 uur, geopend en toegankelijk voor publiek was. Uit een mutatierapport van 1 juli 2022 zou volgen dat eiseres gezegd heeft dat zij “het 1 á 2 keer doet, maar niet vaak”.
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de bevindingen in de processen-verbaal gefingeerd zouden zijn. Volgens vaste rechtspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal.Ook aan mutatierapport kan niet bij een enkele betwisting worden voorbijgegaan.De rechtbank overweegt dat geen grond bestaat voor zodanige twijfel dat de bevindingen niet aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. De bevindingen in het proces-verbaal van 1 juli 2022 zijn met eigen ogen waargenomen door een hulpofficier van justitie. Op een ter illustratie bijgevoegde foto staat weliswaar een later tijdstip, te weten 13.22 uur, maar dit doet niet af aan de juistheid van de eigen waarneming van de hulpofficier van justitie dat de bakkerij vóór 06.00 geopend was.
Het mutatierapport van 1 juli 2022, opgesteld door een buitengewoon opsporingsambtenaar, bevat een gesprek met eiseres waarvan verslag is gemaakt. De enkele stelling dat eiseres geen woord Nederlands zou spreken wordt, gezien de verklaringen die de buitengewoon opsporingsambtenaar heeft opgenomen in het mutatierapport, niet gevolgd. Dat eiseres eerst een proces-verbaal ontvangen heeft dat toezag op een andere bakkerij, namelijk op de Hobbemastraat 182 in Den Haag, en dat zij pas op een later moment in de bezwaarfase de juiste stukken ontving van verweerder is niet zorgvuldig maar maakt ook niet dat sprake is van gefingeerde stukken of dat aan de bevindingen die ten grondslag zijn gelegd aan de overtredingen getwijfeld moet worden.
9. De stelling van eiseres dat de last onder dwangsom onterecht is opgelegd na de begunstigingstermijn volgt de rechtbank niet. Na afloop van de begunstigingstermijn blijft een lastgeving van kracht zolang die niet is ingetrokken. Verder is de rechtbank van oordeel dat de opgelegde dwangsom - gelet op het belang dat is gediend met naleving door eiseres van de regelgeving - niet onevenredig of proportioneel is. In het bestreden besluit is het bedrag gematigd naar €1500,-. De rechtbank is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die met zich brengen dat de hoogte van de boete moet worden gematigd, zoals een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van de overtreding of een geringe financiële draagkracht.De rechtbank verwerpt het betoog van eiseres dat de rechtbank dient vast te stellen dat het bedrag in het primaire besluit te hoog was en dat verweerder daarom veroordeeld dient te worden in de proceskosten. De bezwaarfase biedt verweerder de mogelijkheid het besluit te verbeteren. Verder heeft eiseres niet onderbouwd waarom verweerder verplicht is beleid te maken op het gebied van lasten onder dwangsom met betrekking tot overtreding van de Winkeltijdenwet. De artikelen uit de Awb waar eiseres naar verwijstverplichten verweerder niet tot het maken van dergelijk beleid.
10. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden zich op het standpunt heeft gesteld dat eiseres de Winkeltijdenwet heeft overtreden. Verweerder heeft het bezwaar tegen last onder dwangsom I terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen last onder dwangsom II & III en de invorderingsbeschikkingen heeft verweerder terecht ongegrond verklaard. Verweerder heeft daarom terecht tweemaal €1500,- ingevorderd.
11. De rechtbank verklaart het beroep in de zaken SGR 23/2674 en SGR 23/437 ongegrond.
12.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.