Bij schriftelijke verklaring van 9 april 2023 verklaart mevrouw [manager HR] , manager HR bij de werkgever (hierna: [manager HR] ), het volgende:
“(…) ik ben op 30 december geopereerd, waardoor ik helaas niet op het personeelsfeest van [de werkgever] aanwezig kon zijn. Mijn collega [HR medewerker] was dat wel. (…)
Ik ken de heer [de werknemer] overigens niet persoonlijk. De maandag na het personeelsfeest werd ik in de morgen gebeld door onze hr adviseur, [hr adviseur] , met de opmerking dat er op het bewuste feest zaken hebben plaatsgevonden die niet door de beugel kunnen.
Zij vertelde me onder andere te hebben begrepen dat de heer [de werknemer] een werkneemster van de cateraar zou hebben betast. Omdat ik goed bekend ben met onderzoeken in het kader van ongewenst gedrag en het belang van de zorgvuldigheid hierin onderschrijf, heb ik direct een aantal mensen bij elkaar geroepen en het onderzoek in gang gezet. Zelf heb ik gesproken met collega’s en de partners die bij het feest aanwezig waren.
Op het feest zelf was al iemand van de cateraar naar [leidinggevende] gegaan en deze leidinggevende heeft hem verzocht de heer [de werknemer] van het feest te verwijderen in verband met ongewenst gedrag (dronkenschap, ruzie zoeken, betasten van medewerkster etc.). (…)
[HR medewerker] , heeft vervolgens in het bijzijn van [leidinggevende] en ondergetekende, gebeld met de cateraar om te horen wat er was voorgevallen. Men vertelde ons dat de heer [de werknemer] een dame van de catering (in het bijzijn van een mannelijke collega die tegenover de cateraar al had aangegeven dat haar verklaring juist is) aangeraakt te hebben vanaf haar brosten naar beneden toe. (…) Dit is ook direct op papier gezet door de cateraar en aan ons gemaild.
Ondertussen kwamen er meerdere meldingen binnen over ander gedrag van de heer [de werknemer] . Zo kreeg [hr adviseur] een melding binnen van een dame welke aangaf ongewenst innig gekust te zijn geworden door de heer [de werknemer] . [hr adviseur] gaf bij mij aan dat de dame in kwestie hoe dan ook anoniem wilde blijven. Ik vind daar als persoon “wat van” en ben na lang doorvragen erachter gekomen om wie het gaat. Helaas kan ik niets anders dan de anonimiteit van deze persoon accepteren. (…)
Na alle zaken gehoord en bestudeerd te hebben zijn wij ( [HR medewerker] , [leidinggevende] en ikzelf) om tafel gegaan met onze algemeen directeur. Zoals gezegd hebben we meerdere mensen gesproken en hield de initiële verklaring van de heer [de werknemer] geen stand, omdat meerdere collega’s hebben gezien dat hij zich “letterlijk klem heeft gezopen”. Deze laatste opmerking is bijvoorbeeld afkomstig van de voorzitter van de OR.
(…)”