ECLI:NL:RBDHA:2023:13421
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beslissing over verzoek tot vergoeding van proceskosten na intrekking van beroep tegen bewaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een bodemzaak betreffende de bewaring van een verzoeker door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 31 mei 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Op 22 augustus 2023 meldde de verweerder aan de rechtbank dat de termijn van 75 dagen was verstreken zonder dat de verzoeker beroep had ingesteld tegen het voortduren van de bewaring, wat werd aangemerkt als een beroep. Vervolgens heeft de verweerder op 29 augustus 2023 de bewaringsmaatregel opgeheven.
Naar aanleiding van de opheffing heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek op 1 september 2023 behandeld, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat niet was gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was geweest.
De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat de opheffing van de maatregel niet betekende dat de verweerder aan het beroep tegemoet was gekomen. Daarom werd het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Boxum, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.