ECLI:NL:RBDHA:2023:13309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
NL23.19753, NL23.19760, NL23.19763 en NL23.19766
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van zes eisers, allen van Jordaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 6 juli 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de asielaanvragen. De rechtbank heeft de beroepen op 24 augustus 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel houdt in dat de staatssecretaris mag vertrouwen op de procedures en voorzieningen in andere EU-lidstaten, tenzij er objectieve informatie is die dit vertrouwen weerlegt. De rechtbank oordeelt dat eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris niet verplicht is om nader onderzoek te doen in Kroatië, zolang er geen concrete aanwijzingen zijn voor systeemfouten in de asielprocedure daar. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de eisers ongelijk krijgen en het besluit van de staatssecretaris om de aanvragen niet in behandeling te nemen, in stand blijft. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid voor eisers om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.19753, NL23.19760, NL23.19763 en NL23.19766

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser,

geboren op [geboortedatum 1]
V-nummer: [nummer 1]
[naam 2],eiseres,
geboren op [geboortedatum 2]
V-nummer: [nummer 2]
[naam 3],
geboren op [geboortedatum 3],
V-nummer: [nummer 3]
[naam 4]
geboren op [geboortedatum 4],
V-nummer: [nummer 4]
[naam 5]
geboren op [geboortedatum 5]
V-nummer: [nummer 5]
[naam 6]
geboren op [geboortedatum 6]
V-nummer: [nummer 6]
allen van Jordaanse nationaliteit,
tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. A.A. Scholtmeijer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvragen met de bestreden besluiten van 6 juli 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, eiseres, gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de staatssecretaris. Tevens is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen van eisers omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvragen in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van de besluiten
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
5. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten en voeren daartoe, samengevat weergegeven, het volgende aan. Primair stelt eiser dat hij in overleg met het COA en de IND zijn familieleden is gaan halen in Bosnië en verwijst naar het proces-verbaal van 9 maart 2023. Derhalve heeft eiser wel aan zijn meldplicht voldaan en is hem ten onrechte verplicht opnieuw asiel aan te vragen. De asielaanvraag van 1 september 2022 dient als leidend te worden beschouwd. De uiterste overdrachtstermijn is volgens eiser reeds op 29 maart 2023 verstreken. Eisers stellen voorts dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan en verwijzen in dat verband naar diverse recente uitspraken van diverse zittingsplaatsen van deze rechtbank. Tevens verwijzen eisers naar een uitspraak van de Afdeling. [2] Eisers verwijzen ook naar de update 2023 van Vluchtelingenwerk, nr. 24 van 22 juni 2023, pagina’s 2-3. Eisers sluiten zich in het bijzonder aan de bij de overwegingen van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, in de uitspraak van 6 juni 2023. [3] Voor wat betreft de pushbacks in Kroatië verwijzen eisers naar een rapport van de BVMN [4] uit februari 2023 en het Country Report Croatia 2022, update juni 2023, waaruit volgens eisers ook de systematische tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Kroatië blijken. Ten slotte stellen eisers dat eiseres een zus in Nederland heeft die afhankelijk is van de zorg van eiseres. Ter onderbouwing daarvan zijn medische stukken uit 2022 van de zus in het digitale dossier geüpload. Ter zitting heeft eiseres verteld dat recentelijk is gebleken dat haar zus opnieuw kanker heeft waar zij voor behandeld moet worden. Mede omdat haar zus twee kinderen heeft wenst eiseres haar zus in deze moeilijke tijd te helpen. Door de bijzondere individuele omstandigheden getuigt een overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid. De behandeling van de asielverzoeken in Nederland zou daarom op grond van artikel 16 of 17 van de Dublinverordening in de rede liggen, aldus eisers.
6. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de asielaanvraag van eiser van 1 september 2022 als leidend dient te worden beschouwd. Eiser stelt met toestemming van en in overleg met de autoriteiten zijn vrouw en kinderen te hebben opgehaald in Bosnië. De gemachtigde van eisers heeft ter zitting desgevraagd geen reactie gegeven op het verweerschrift van de staatssecretaris, waarin is ingegaan op eisers stellingen. Van enige toestemming van de autoriteiten is niet gebleken, waardoor eiser terecht met onbekende bestemming vertrokken is gemeld, aldus de staatssecretaris. Bovendien staat het vorige besluit met de intrekking van eisers beroep in de vorige beroepsprocedure in rechte vast. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt, nu gemachtigde van eiser dit standpunt ter zitting onweersproken heeft gelaten.
Kan ten aanzien van Kroatië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan?7. De rechtbank overweegt verder als volgt. Uitgangspunt is dat de staatssecretaris ten aanzien van een lidstaat mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en er dus in principe op mag vertrouwen dat procedure en voorzieningen in die lidstaat geen systeemfouten bevatten. Het is aan de vreemdeling om dit te weerleggen met objectieve informatie over de werking van het asielstelsel en door feiten te stellen of verklaringen af te leggen over zijn ervaringen in de lidstaat die aanknopingspunten bieden dat de asielprocedure en/of de opvangvoorzieningen systeemfouten bevatten. Als de vreemdeling onder verwijzing naar objectieve informatie betoogt dat de lidstaat niet aan zijn internationale verplichtingen zal voldoen, is het aan de staatssecretaris om te motiveren dat hij nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Dit kan de staatssecretaris doen door de door de vreemdeling aan de objectieve informatie ontleende feiten gemotiveerd te betwisten of door gemotiveerd uit te leggen waarom hij tot een andere waardering van de door de vreemdeling gestelde feiten komt. Daarnaast kan de staatssecretaris motiveren waarom de systeemfouten in de asielprocedure en/of opvangvoorzieningen in de lidstaat niet fundamenteel zijn of, als dat wel zo is, dat deze tekortkomingen niet de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo. Als de staatssecretaris er vooralsnog niet in slaagt om deugdelijk te motiveren dat hij nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en hij niet het asielverzoek aan zich wil trekken, is hij gehouden om nader onderzoek te doen in de lidstaat. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 3 juli 2023 geoordeeld dat ten aanzien van Kroatië nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan en dat de staatssecretaris niet is gehouden tot nader onderzoek. [5] De rechtbank verwijst naar de overwegingen 8 en 8.1 uit deze uitspraak, waarin onder andere onder verwijzing naar de door eisers aangehaalde bronnen is uiteengezet hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om in de zaken van eisers anders te oordelen. Gezien de toezeggingen van de Kroatische autoriteiten en het feit dat ook in de onderhavige procedures geen concrete (andere) informatie is overgelegd waaruit blijkt dat ook pushbacks plaatsvinden ten aanzien van Dublinclaimanten, komt de rechtbank tot de conclusie dat de staatssecretaris heeft mogen uitgaan van de informatie van de Kroatische autoriteiten, en dus voldoende heeft gemotiveerd dat in dit geval van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. De beroepsgrond van eisers slaagt niet.
Had de staatssecretaris toepassing moeten geven aan artikel 16 respectievelijk artikel 17 van de Dublinverordening?8. De staatssecretaris kan een verzoek om internationale bescherming onverplicht inhoudelijk in behandeling nemen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Dat is een discretionaire bevoegdheid. Deze bevoegdheid wordt in ieder geval gebruikt als er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden waardoor een overdracht leidt tot onevenredige hardheid. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat er sprake is van zulke omstandigheden. De rechtbank toetst dit terughoudend.
8.1
Op grond van artikel 16 van de Dublinverordening zorgen de lidstaten er in beginsel voor dat de aanvragers kunnen blijven bij of worden verenigd met een kind, broer of zus, of ouder als zij afhankelijk zijn van elkaars hulp. De afhankelijkheid moet zijn gebaseerd op een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of een hoge leeftijd. De voorwaarde is verder dat het betreffende familielid wettig verblijft in één van de lidstaten. Ook moeten er al in het land van herkomst familiebanden hebben bestaan en moet het familielid of de aanvrager in staat zijn voor de afhankelijke persoon te zorgen. Ten slotte moeten de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.
8.2.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien om artikel 16 of 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen. Eisers hebben de afhankelijkheidsrelatie tussen hen en de zus in de zin van artikel 16, van de Dublinverordening thans niet nader met stukken onderbouwd. Daarnaast heeft de staatssecretaris ter zitting opgemerkt dat nog nergens uit is gebleken dat het daadwerkelijk de zus van eiseres betreft nu zij deze zus ook niet genoemd heeft in haar gehoor. Bovendien geldt dat verweerder zich thans niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken dat de zus van eiseres vanwege haar medische situatie volledig afhankelijk is van zorg van derden en dat enkel eiseres deze zorg zou kunnen verlenen. De medische stukken uit 2022 en de enkele stelling ter zitting dat de zus op dit moment wederom ziek is en in verband daarmee afhankelijk is van de zorg van eiseres, zijn daartoe, nu dit niet nader met (medische) stukken is onderbouwd, onvoldoende. Hoewel het op zichzelf voorstelbaar is dat familieleden zich om elkaar bekommeren, is daarin – bij gebreke van stukken in hiervoor bedoelde zin medische situatie van de gestelde zus en de afhankelijkheid van eiseres - geen grond gelegen om de asielaanvragen van eisers in behandeling te nemen. De door eisers overige aangevoerde omstandigheden hebben betrekking op de vraag of er concrete aanwijzingen zijn dat Kroatië zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Nu daar – gelet op de vorige rechtsoverwegingen in deze uitspraak – geen aanwijzingen voor zijn, heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt gesteld dat deze omstandigheden niet zijn aan te merken als bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan de staatssecretaris de asielaanvragen van eisers aan zich had moeten trekken. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht buiten behandeling gesteld.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State
4.Border Violence Monitoring Network