ECLI:NL:RBDHA:2023:13132
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op 30 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft op 2 maart 2023 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 17 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 3 april 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 30 augustus 2022, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 28 februari 2023. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd, waardoor de termijn eindigt op 30 november 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is.
Aangezien de ingebrekestelling van 2 maart 2023 prematuur is ingediend, voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.