Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
gedaagde, hierna te noemen: de Staat,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 3.413,00 (1,0 punt × tarief VII x € 3.413 )
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft Ingenhousz Institute B.V. (hierna: Ingenhousz) een vordering ingesteld tegen de Staat der Nederlanden, waarbij zij stelt dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door geen eerlijke referentieperiode te bieden onder de NOW- en TVL-regelingen voor startende ondernemers. Ingenhousz, dat een hotel exploiteert in Breda, heeft aanvragen ingediend voor tegemoetkomingen op basis van deze regelingen, maar deze zijn afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Ingenhousz via de bestuursrechtelijke rechtsgang bezwaar had kunnen maken tegen de besluiten over haar aanvragen, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor is de civiele rechter gebonden aan de formele rechtskracht van de bestuursrechtelijke besluiten, wat betekent dat deze als rechtmatig worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat Ingenhousz niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat de afwijzing van haar aanvragen op goede gronden is gebeurd en de vordering van Ingenhousz niet los kan worden gezien van deze afwijzingen. Ingenhousz wordt veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de Staat zijn begroot op € 9.150.