Wat vindt de rechtbank
1. Aan de bestreden besluiten ligt ten grondslag dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering die aan eiser is toegekend naar aanleiding van de ziekmelding van 7 december 2021 heeft beëindigd per 21 februari 2022. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering die eiser is toegekend naar aanleiding van de ziekmelding van 25 april 2022 heeft beëindigd per 22 juni 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld.
4. Onder “zijn arbeid” als bedoeld in artikel 19 van de ZW wordt verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid. Deze regel lijdt uitzondering, wanneer de verzekerde – na een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) of een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) – niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek meldt. Ziekengeld kan in zo’n geval worden geweigerd wanneer is voldaan aan de volgende twee, cumulatieve, voorwaarden:
van de oorspronkelijk bij de EZWb of WIA geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb of WIA vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb of WIA geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%. Daarbij is niet van belang of de oorspronkelijke functies ten tijde van de latere ziekmelding nog in het CBBS aanwezig zijn. Evenmin is van belang of die functies ten tijde van de nieuwe ziekmelding op onderdelen qua belasting en/of beloning inmiddels zijn gewijzigd.
5. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als autopoetser voor gemiddeld 37,93 uur per week. Hij heeft zich, terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, vanwege gezondheidsklachten ziekgemeld. Hierna is hem een ZW-uitkering toegekend. Vervolgens heeft een EZWb plaatsgevonden en is in het besluit van 12 januari 2021 vastgesteld dat eiser meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Eiser heeft vanaf 13 februari 2021 weer een WW-uitkering ontvangen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 januari 2021. In de beslissing op bezwaar van 25 augustus 2021 is vastgesteld dat eiser per 26 september 2021 meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd en daarom is per die datum zijn ZW-uitkering beëindigd. Eiser werd in bezwaar geschikt geacht voor de volgende functies: Textielproductenmaker (SBC-code 111160), Assemblagemedewerker elektronische producten (SBC-code 267041 ) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071). Eiser is na de EZWb in bezwaar niet meer werkzaam geweest. Hij heeft opnieuw een WW-uitkering ontvangen, waarna hij zich per 7 december 2021 en 25 april 2022 heeft ziekgemeld. Het UWV heeft na medisch onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.
6. De rechtbank stelt vast dat de in het kader van de EZWb geduide functies in bezwaar (die volgen uit de bijlagen bij beslissing op bezwaar van 25 augustus 2021) aangemerkt moeten worden als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW. De data in geding zijn 21 februari 2022 en 22 juni 2022.
Medische grondslag van het bestreden besluit
7. Het bestreden besluit I (SGR 22/5097) is gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 20 juli 2022. Het bestreden besluit II (SGR 22/7027) is gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 16 augustus 2022.
8. Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en de bezwaren van eiser. Hij heeft eiser in het kader van de bezwaarprocedure waaruit het bestreden besluit I volgt gezien en gesproken tijdens een hoorzitting. Daarnaast heeft hij de door eiser ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. In de bezwaarprocedure die heeft geleid tot het bestreden besluit II heeft de verzekeringsarts B&B eiser niet gezien, maar dit maakt het onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet onzorgvuldig, omdat eiser in de eerdere bezwaarprocedure al is gezien door de verzekeringsarts B&B. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, waaronder de schouder-, rug- en knieklachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. Het standpunt van eiser dat de onderzoeken onzorgvuldig zijn, omdat geen medische informatie is ingewonnen volgt de rechtbank niet. Bovendien had het op de weg van eiser gelegen om in beroep alsnog informatie te overleggen als hij vindt dat die informatie van belang is. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiser heeft gemist. De rechtbank acht de medische onderzoeken en de daaruit volgende rapporten van 20 juli 2022 en 16 augustus 2022 dan ook voldoende zorgvuldig.
De beoordeling van de belastbaarheid
9. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op zowel 21 februari 2022 als 22 juni 2022 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
10. Eiser voert aan dat hij niet geschikt is voor zijn eigen arbeid. Er is sprake van een vermindering van benutbare mogelijkheden ten aanzien van het kunnen verrichten van arbeid. Hij is van mening dat zijn medische beperkingen, waaronder zijn fysieke (schouders, knieën, rug) en mentale klachten worden onderschat. Door de pijnklachten ervaart hij slaapproblemen, vermoeidheid, concentratieproblemen en depressieve gevoelens. Zijn schouderfunctie is beperkt en eiser kan hooguit een kwartier lopen. En een uur zitten en staan is bijna onmogelijk door de pijnklachten in zijn onderrug. De pijnklachten worden ondraaglijk als hij langer blijft lopen of zitten. Eiser wordt in zijn dagelijks leven ernstig beperkt door zijn fysieke en mentale klachten. Rust is dan ook belangrijk om volledig te herstellen. Hij wordt door een fysiotherapeut behandeld en ontvangt pijnstillers (onder andere diclofenac). Ook is sprake van hypertensie. Eiser verwijst ter onderbouwing naar de medische informatie van de huisarts waaruit blijkt hoe omvangrijk en chronisch de klachten zijn. Gezien zijn pijnklachten acht hij de voorbeeldfuncties
(de rechtbank begrijpt: zijn arbeid)dan ook niet geschikt.
11. De verzekeringsarts B&B geeft in het rapport van 20 juli 2022 aan dat hij geen aanleiding ziet om af te wijken van het primaire onderzoek. De primair beoordelende verzekeringsarts heeft na onderzoek vastgesteld dat de functie van de rug en knie niet verder zijn afgenomen. Daarbij is gesteld dat het niet om (deels) nieuwe gezondheidsklachten gaat, maar dat deze klachten reeds bekend waren en dat daar ook rekening mee is gehouden. Ook volgt uit het ingebrachte medisch journaal van de huisarts dat genoemde klachten al langere tijd bestaan. Daarbij heeft aanvullend onderzoek aan de rug geen duidelijke afwijkingen opgeleverd. Ook de bevindingen aan de knie leveren geen nieuwe gezichtspunten op. Verder zijn er geen aanwijzingen voor een op de datum in geding 21 februari 2022 bestaande psychische stoornis van een ernst dat eiser hiermee op medische gronden ongeschikt zou zijn voor de geduide functies
(de rechtbank begrijpt: zijn arbeid). In het rapport van 16 augustus 2022 geeft de verzekeringsarts B&B aan dat eiser op de datum in geding 22 juni 2022 nog steeds geschikt is voor de geduide functies (zijn arbeid). De gezondheidstoestand is niet gewijzigd. Een verdere achteruitgang van de belastbaarheid is niet geobjectiveerd. Eiser heeft het standpunt niet met nieuwe, niet al bekende medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om de verzekeringsarts B&B niet te volgen.
12. De verzekeringsarts B&B heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat de medische beperkingen van eiser sinds de eerdere EZWb in bezwaar niet zijn toegenomen. Zoals volgt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is daarmee gegeven dat de bij de EZWb (in bezwaar) geselecteerde functies in medisch en arbeidskundig opzicht ook op de data in geding voor eiser geschikt zijn.De rechtbank vindt dan ook dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht zijn arbeid te verrichten op zowel 21 februari 2022 als 22 juni 2022.
Geen strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
13. Eiser voert aan dat de bestreden besluiten in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Verder vindt eiser dat het UWV bij het nemen van de bestreden besluiten heeft nagelaten de betrokken belangen van eiser op een voldoende en juiste manier af te wegen. Eiser wordt ten onrechte onredelijk getroffen. De rechtbank is dit niet met eiser eens en vindt dat de bestreden besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat het UWV de besluiten voldoende heeft gemotiveerd. Voor zover eiser een beroep doet op het evenredigheidsbeginsel kan deze grond door het gebrek aan toelichting niet slagen. Artikel 19 van de ZW biedt overigens geen ruimte voor een belangenafweging. De rechtbank is voor het overige ook niet gebleken van schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.