ECLI:NL:RBDHA:2023:13100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL23.1848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en medische bezwaren in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 23 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat hij psychische problemen heeft en dat dit niet voldoende is onderzocht door de staatssecretaris. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het gehoor op 22 maart 2023 in staat was om zijn antwoorden te geven en dat er geen objectieve medische gegevens zijn overgelegd die de ernst van zijn situatie onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om een medisch onderzoek aan te bieden.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de detentie- en leefomstandigheden in Spanje in strijd zijn met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij erop mag vertrouwen dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gegeven dat dit in zijn geval niet zou gelden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris het verzoek om asiel niet in behandeling hoeft te nemen en eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18484

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.J. de Boer),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 30 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Spanje verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om terugname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard. De staatssecretaris heeft eiser gehoord op 22 maart 2023 en eiser in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Van die mogelijkheid heeft eiser gebruikgemaakt.
Mocht eiser gehoord worden op 22 maart 2023?
5. Volgens eiser had de staatssecretaris moet concluderen dat zonder nader medisch onderzoek niet van de verklaringen van eiser kon worden uitgegaan. Zo heeft eiser verteld dat hij psychische problemen heeft, vaak gezegd dat hij vragen en opmerkingen van de gehoormedewerker niet snapt en gaf hij geen helder antwoord op de vraag van de gehoormedewerker om op een ander moment verder te gaan. Dat de staatssecretaris dat ook wist blijkt volgens eiser uit het aanbod van de staatssecretaris tijdens het gehoor aan eiser om een arts te zien en het feit dat de gehoormedewerker een e-mail aan het COA over de situatie van eiser heeft gestuurd. Voorts blijkt uit zijn medisch dossier dat eiser regelmatig in de war en vergeetachtig is. Zijn belangenbehartigers, waaronder zijn advocaat die hem daags voor de zitting heeft bezocht, maken zich zorgen om hem. Eiser stelt zich daarom op het standpunt dat de staatssecretaris hem niet had moeten horen op 22 maart 2023, althans dat hij dat gehoor gegeven de houding en reacties van eiser tijdens het gehoor had moeten afbreken. Ter zitting is nog aangevoerd dat eiser zich gelet op zijn medische situatie niet kan handhaven in Spanje of dat zijn toestand verder zal kunnen verslechetren.
6. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser niet in zijn belangen in de Dublinprocedure is geschaad en dat hij geen aanleiding ziet voor medisch onderzoek of om eiser nogmaals te horen. De staatssecretaris wijst op artikel 3.109c van het Vreemdelingenbesluit (Vb). In dat artikel staat dat artikel 3.109 Vb niet van toepassing is als een aanvraag vermoedelijk niet in behandeling wordt genomen omdat een ander land verantwoordelijk is. Volgens de staatssecretaris hoefde hij daarom geen medisch onderzoek in de zin van artikel 3.109 Vb aan te bieden. De verklaringen van eiser bieden volgens de staatssecretaris daarnaast onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat niet van zijn antwoorden kan worden uitgegaan. Tijdens het gehoor was een gesprek met eiser mogelijk. Uit eisers dossier blijkt niet dat hij medische problemen heeft en hij heeft ook geen stukken overgelegd waaruit dat blijkt. Daarnaast heeft eiser tijdens het gehoor zijn bezwaren tegen overdracht aan Spanje naar voren gebracht en heeft hij een zienswijze uit kunnen brengen, zodat de staatssecretaris vindt dat hij voldoende met die bezwaren rekening heeft kunnen houden. Naar aanleiding van het medisch dossier van eiser dat kort voor de zitting is overgelegd, heeft de staatssecretaris opgemerkt dat dit het standpunt niet anders maakt. Daaruit blijkt namelijk niet dat eiser thans onder behandeling staat. De staatssecretaris wijst er nog op dat voorafgaande aan een overdracht zelf altijd zal worden bekeken of eiser fit to fly is en overgedragen kan worden. Als dat niet het geval is of als medische stukken daartoe aanleiding geven, kan de staatssecretaris kijken of nader onderzoek aangewezen is.
7. De rechtbank oordeelt als volgt.
7.1.
Uit artikel 3.108b, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) volgt dat voorafgaand aan of tijdens het onderzoek naar de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft als bedoeld in artikel 24 van de Procedurerichtlijn. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat indien de vreemdeling bijzondere procedurele waarborgen behoeft, gedurende het onderzoek passende steun wordt geboden.
7.2.
Op grond van artikel 3.109, vijfde lid, van het Vb 2000, voor zover hier van belang, wordt de vreemdeling een medisch onderzoek aangeboden. Op grond van artikel 3.109c, eerste lid, van het Vb 2000, voor zover hier van belang, is artikel 3.109 van het Vb niet langer van toepassing, indien de aanvraag vermoedelijk niet in behandeling zal worden genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet.
7.3.
In Werkinstructie 2021/12 “Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure” staat, voor zover hier van belang:
Aan vreemdelingen waarvan de aanvraag wordt behandeld in spoor 1 of 2, wordt niet standaard een medisch advies horen en beslissen aangeboden. In een zaak kan er echter te allen tijde aanleiding zijn een dergelijk advies toch aan te bieden. Hetzelfde geldt voor opvolgende asielaanvragen. Ook daarin kan het dossier de medewerker aanleiding geven om de vreemdeling een medisch advies horen en beslissen aan te bieden.
Het doel van het medisch advies is het in kaart brengen van medische beperkingen die van invloed kunnen zijn op het horen en beslissen door de IND.
7.4.
Uitgangspunt is, gelet op de hierboven genoemde artikelen, dus dat aan vreemdelingen in de Dublinprocedure geen medisch advies horen en beslissen wordt aangeboden. Er kan echter in een concreet geval aanleiding zijn om een dergelijk onderzoek toch aan te bieden (en het gehoor pas voort te zetten als dat onderzoek is voltooid). Bijvoorbeeld als er twijfels zijn over eventuele medische beperkingen die van invloed kunnen zijn op het hoor- en beslisproces. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris dat in dit geval niet hoeven doen. Uit het verslag van het gehoor blijkt enerzijds dat eiser aangeeft dat hij mentale problemen heeft en dat hij soms warrig is en vragen niet goed begrijpt Aan de andere kant blijkt uit het verslag ook dat eiser desgevraagd heeft geantwoord dat hij zich in staat voelde het gehoor te doen en dat hem de mogelijkheid is geboden het gehoor stop te zetten. Daarnaast blijkt uit het verslag ook dat hij voldoende gericht antwoord geeft op de feitelijke vragen die hem worden gesteld, bijvoorbeeld over zijn persoonsgegevens, zijn situatie in Spanje en zijn mogelijke bezwaren tegen overdracht aan Spanje. Verder heeft hij de mogelijkheid gekregen om nadere stukken betreffende zijn medische situatie over te leggen. Hem is aan het einde van het gehoor de hulp van een arts aangeboden, door dat door te geven aan de opvang, welke hulp door eiser in het gehoor is aanvaard. Hoewel het de rechtbank gebleken is dat diverse hulpverleners in de omgeving van eiser zich zorgen maken om zijn geestelijke toestand blijkt uit de medische stukken die eiser kort voor de zitting heeft overgelegd niet dat ten aanzien van eiser een medische diagnose is gesteld en evenmin dat hij op dit moment onder medische behandeling staat, ondermeer niet omdat hij niet verschenen is op afspraken. In onderhavige procedure zijn dan ook geen objectieve gegevens overgelegd die de bijzondere ernst van eisers gezondheidstoestand onderbouwen en die maken dat thans door de staatssecretaris tot een ander oordeel gekomen moest worden. De beroepsgrond slaagt op grond van het vorenstaande niet
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
8. Eiser voert aan dat de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in Spanje in strijd zijn met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hij wijst ter toelichting hiervan op een gebrek aan opvangcapaciteit in Spanje voor asielzoekers, dat hij bijzondere medische aandacht nodig heeft en dat Spaanse autoriteiten geen garanties geven voorafgaand aan een transfer in het kader van de Dublinprocedure en dat de Spaanse autoriteiten Algerijnen terugsturen naar Algerije. Eiser wijst in dit verband voorts op (een brief van Vluchtelingenwerk waarin verwezen wordt naar) diverse versies van AIDA-rapportages over Spanje. Ook stelt eiser zich op het standpunt dat in Spanje discriminatie en intolerantie tegen Moslims heerst. Eiser verwijst in dat kader naar een op 25 maart 2019 gepubliceerd artikel van
Infomigrantsmet de titel: “
Alarm in Spain over increase in hate crimes, Islamophobia.
8.1.
De staatssecretaris stelt zich hierover op het standpunt dat hij, mede gelet op jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
8.2.
De rechtbank overweegt als volgt. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Spanje uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval niet kan.
8.3.
De staatssecretaris is in het bestreden besluit en ter zitting ingegaan op de door eiser ingenomen stellingen en overgelegde stukken. De staatssecretaris heeft voldoende gemotiveerd dat uit de stukken niet blijkt dat Spanje in het algemeen de internationale verplichtingen niet nakomt. Daarbij is naar het oordeel van de rechtbank mede van belang dat de Afdeling zich op 27 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:364) en 24 juli 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:2822) heeft uitgesproken over de AIDA update van april 2022. De Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris ten aanzien van Spanje zich kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ook als de door eiser genoemde punten in het AIDA-rapport in aanmerking worden genomen. Eiser heeft geen concrete individuele aanwijzingen aangevoerd waarom dat in zijn geval anders zou zijn, maar heeft zich beperkt tot informatie over de algemene toestand in Spanje. De staatssecretaris heeft daarom kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel en zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Spanje de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris het verzoek om asiel niet in behandeling hoeft te nemen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. N.W. Brand, griffier en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.