ECLI:NL:RBDHA:2023:13094
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag onder de Dublinverordening met betrekking tot Zwitserland en interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak op 15 augustus 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, terwijl de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen omdat volgens de Dublinverordening Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Verweerder heeft een terugnameverzoek naar Zwitserland gestuurd, dat door de Zwitserse autoriteiten is geaccepteerd.
Eiser is het niet eens met dit besluit en voert aan dat verweerder ten onrechte uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij stelt dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen niet nakomt, met name vanwege racisme en discriminatie jegens vluchtelingen die niet uit Oekraïne komen. De rechtbank stelt vast dat, hoewel de situatie van mensen van Afrikaanse afkomst in Zwitserland verontrustend is, de informatie die eiser heeft overgelegd onvoldoende is om aan te tonen dat verweerder niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De rechtbank wijst erop dat de Zwitserse autoriteiten de problemen hebben erkend en stappen ondernemen om de mensenrechten te waarborgen.
Daarnaast stelt eiser dat er bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat verweerder de asielaanvraag aan zich moet trekken. De rechtbank oordeelt echter dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet zo bijzonder zijn dat verweerder verplicht is om de aanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 23 augustus 2023.