In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. Het bestreden besluit, genomen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 23 augustus 2023, beëindigde de tijdelijke bescherming van verzoeker per 4 september 2023. Dit besluit houdt in dat verzoeker vanaf die datum niet langer gebruik kan maken van de rechten die eerder aan hem waren verleend op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming (2011/55/EG) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.
Verzoeker heeft op 30 augustus 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit geschorst zou worden en hij zijn rechten zou kunnen blijven uitoefenen. De voorzieningenrechter heeft besloten het onderzoek ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Gezien de spoedeisendheid van de situatie en de belangen van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker als begunstigde van de Richtlijn moet worden aangemerkt, met continuering van de eerder verleende rechten en voorzieningen totdat op het beroep is beslist. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00.