ECLI:NL:RBDHA:2023:13083

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
2 september 2023
Zaaknummer
NL23.25224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een derdelander uit Oekraïne, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn recht op tijdelijke bescherming per 4 september 2023 zou beëindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen, zodat hij zijn rechten op basis van de Richtlijn kon blijven uitoefenen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang en dat het besluit nadere bestudering in de bodemprocedure vereist. De rechter heeft op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker als begunstigde van de Richtlijn moet worden aangemerkt, met continuering van de eerder verleende rechten en voorzieningen totdat op het beroep is beslist.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke stap gezet in de bescherming van de rechten van derdelanders uit Oekraïne in het kader van de tijdelijke bescherming.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.25224

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. C. Mayne),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Bij besluit van 22 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het recht op tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG [1] (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 [2] (het Raadsbesluit) van verzoeker beëindigd per 4 september 2023. Onder het kopje rechtsgevolgen is vermeld dat verzoeker vanaf 4 september 2023 niet langer meer gebruik kan maken van de rechten die eerder aan hem op grond van de Richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit zijn verleend. Dit besluit geldt tevens als terugkeerbesluit.
Verzoeker heeft op 30 augustus 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker gebruik mag blijven maken van de rechten die eerder aan hem op grond van de Richtlijn zijn verleend. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.25223.
De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan in eenzelfde soort zaak over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming (ECLI:NL:RBDHA:2023:13033).
3. Gelet op en onder overname van de overwegingen in voornoemde uitspraak vergt een besluit als het onderhavige nadere bestudering in de bodemprocedure. Nu voorts is gebleken van spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit;
  • treft de voorlopige voorziening dat verweerder verzoeker als begunstigde van de Richtlijn moet blijven aanmerken en de in dit kader verstrekte voorzieningen en rechten dient te continueren totdat op het beroep van verzoeker is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.