Op 1 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 augustus 2023 besloten om het recht op tijdelijke bescherming van de verzoeker te beëindigen per 4 september 2023. Dit besluit houdt in dat de verzoeker vanaf die datum niet langer gebruik kan maken van de rechten die eerder aan hem waren verleend op basis van de Richtlijn 2001/55/EG en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.
De verzoeker heeft op 29 augustus 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit geschorst zou worden en hij zijn rechten zou kunnen blijven uitoefenen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, zoals toegestaan onder artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In zijn overwegingen heeft de voorzieningenrechter benadrukt dat zijn oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. Hij heeft ook verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank over een vergelijkbare zaak. Gezien het spoedeisende belang heeft de voorzieningenrechter besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen, waardoor de staatssecretaris verplicht is om de verzoeker als begunstigde van de Richtlijn te blijven beschouwen en de bijbehorende rechten te continueren totdat er een beslissing is genomen op het beroep van de verzoeker. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 837,00.