ECLI:NL:RBDHA:2023:13056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.24931
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor derdelanders uit Oekraïne en voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2023 uitspraak gedaan over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming voor een derdelander uit Oekraïne. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 17 augustus 2023 besloten om het recht op tijdelijke bescherming van verzoeker te beëindigen per 4 september 2023. Dit besluit houdt in dat verzoeker vanaf die datum niet langer gebruik kan maken van de rechten die eerder aan hem waren verleend op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382.

Verzoeker heeft op 29 augustus 2023 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat het bestreden besluit geschorst zou worden en hij zijn rechten zou kunnen blijven uitoefenen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft, en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van spoedeisend belang en dat het besluit van de staatssecretaris nadere bestudering in de bodemprocedure vereist. Gelet op de belangen van verzoeker heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen. Dit houdt in dat de staatssecretaris verplicht is om verzoeker als begunstigde van de Richtlijn te blijven aanmerken en de eerder verleende rechten en voorzieningen te continueren totdat er een beslissing is genomen op het beroep van verzoeker. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 837,00.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24931

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Bij besluit van 17 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris het recht op tijdelijke bescherming als bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG [1] (de Richtlijn) en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022 [2] (het Raadsbesluit) van verzoeker beëindigd per 4 september 2023. Onder het kopje rechtsgevolgen is vermeld dat verzoeker vanaf 4 september 2023 niet langer meer gebruik kan maken van de rechten die eerder aan hem op grond van de Richtlijn en het daarop gebaseerde Raadsbesluit zijn verleend. Dit besluit geldt tevens als terugkeerbesluit.
Verzoeker heeft op 29 augustus 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoeker gebruik mag blijven maken van de rechten die eerder aan hem op grond van de Richtlijn zijn verleend. Het beroep is geregistreerd onder zaaknummer NL23.24930.
De voorzieningenrechter heeft op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats heeft op 1 september 2023 uitspraak gedaan in eenzelfde soort zaak over de beëindiging van het recht op tijdelijke bescherming (ECLI:NL:RBDHA:2023:13033).
3. Gelet op en onder overname van de overwegingen in voornoemde uitspraak vergt een besluit als het onderhavige nadere bestudering in de bodemprocedure. Nu voorts is gebleken van spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, ziet de voorzieningenrechter, gelet op de betrokken belangen, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,00 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het bestreden besluit;
  • treft de voorlopige voorziening dat de staatssecretaris verzoeker als begunstigde van de Richtlijn moet blijven aanmerken en de in dit kader verstrekte voorzieningen en rechten dient te continueren totdat op het beroep van verzoeker is beslist;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 837,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Richtlijn nr. 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden.
2.Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan.