ECLI:NL:RBDHA:2023:13031

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
NL23.20530
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De rechtbank heeft de zaak op 1 augustus 2023 behandeld, maar de behandeling werd geschorst omdat verweerder op 31 juli 2023 een nieuw besluit had genomen waar eiser niet op kon reageren. De zaak werd opnieuw behandeld op 15 augustus 2023 met de gemachtigden van beide partijen aanwezig.

Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Spanje volgens de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser betwist dit en stelt dat er ernstige structurele tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Spanje, wat zou leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De rechtbank overweegt dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, en dat het aan eiser is om aan te tonen dat dit in zijn geval niet kan.

De rechtbank concludeert dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat er in zijn situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juli 2023 niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 31 juli 2023 ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting van 1 augustus 2023 heeft deelgenomen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20530
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F.S. Boedhoe),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Verweerder had echter op 31 juli 2023 een nieuw besluit genomen. Op dit nieuwe besluit kon eiser voor de zitting niet reageren. De rechtbank heeft om die reden de behandeling geschorst. Op 15 augustus 2023 heeft de rechtbank de zaak opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. De reden daarvoor is dat volgens verweerder op grond van de Dublinverordening Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. In dit geval heeft verweerder een overnameverzoek naar Spanje gestuurd. Spanje heeft dit verzoek geaccepteerd.
2. Eiser stelt dan ten aanzien van Spanje niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er is namelijk sprake van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiser verwijst in dit verband naar het AIDA rapport van april 2023, waarin staat dat er serieuze indicaties zijn voor systematische tekortkomingen in het asielsysteem en de asielopvang in Spanje die kunnen leiden tot een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Eiser wijst verder op het rapport van Amnesty International van 2022 waarin erop wordt gewezen dat Spanje
zich schuldig maakt aan illegale pushbacks in strijd met internationale verdragen. Verder worden asielzoekers bij aankomst in Spanje geconfronteerd met slechte leefomstandigheden, krijgen zij geen toegang tot faciliteiten en is er sprake van discriminatie. Het is niet aannemelijk dat eiser de mogelijkheid zal hebben om hierover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Het claimakkoord garandeert verder enkel dat Spanje eiser terugneemt, maar niet dat zijn (opvolgende) asielaanvraag daadwerkelijk in behandeling wordt genomen.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
4. Verweerder heeft op 14 juli 2023 een besluit genomen op de asielaanvraag van eiser. In dat besluit heeft verweerder eisers zienswijze niet inhoudelijk behandeld. Het besluit van 31 juli 2023 vervangt het besluit van 14 juli 2023. Het beroep is daarom mede gericht tegen het besluit van 31 juli 2023. Eiser heeft geen belang meer bij de behandeling van het beroep tegen het besluit van 14 juli 2023. De rechtbank verklaart dat beroep dan ook niet-ontvankelijk.
5. Over het besluit van 31 juli 2023 oordeelt de rechtbank als volgt.
6. Verweerder mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 20211 en van 27 januari 20232. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan.
7. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er in eisers situatie niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan mag worden. Het AIDA-rapport van april 2022, update 2021 is betrokken bij de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023. Het AIDA-rapport van april 2023, update 2022, schetst naar het oordeel van de rechtbank geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Spanje dan de eerdere update. Uit dit rapport volgt dan ook niet dat er sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest bereiken. Verder verwijst eiser in zijn algemeenheid naar het rapport van Amnesty International van 2022, waardoor niet duidelijk is hoe dit rapport van toepassing is op de situatie van eiser. Daarnaast garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat de asielaanvraag van eiser beoordeeld zal worden en zal worden behandeld in lijn met de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van asielrecht. Eiser heeft niet onderbouwd waarom dit niet het geval zou zijn. Bij voorkomende problemen met betrekking tot de opvang, toegang tot de asielprocedure of andere voorkomende problemen in Spanje dient eiser te klagen bij de (hogere) autoriteiten van Spanje. Niet is gebleken dat klagen bij de Spaanse autoriteiten onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
10. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat verweerder een nieuw besluit heeft genomen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting van 1 augustus 2023 heeft deelgenomen. Onder toepassing van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht kent de rechtbank geen 0,5 punt toe voor de zitting van 15 augustus 2023 omdat deze voorzienbaar overbodig was. Die zitting is op verzoek van eiser gehouden. Hij is echter, net als op de eerste zitting, niet verschenen en werd ook niet verwacht. Namens hem is verder slechts gewezen op de schriftelijke reactie op het besluit van 31 juli 2023.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 14 juli 2023 niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep tegen het besluit van 31 juli 2023 ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.