ECLI:NL:RBDHA:2023:13012

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.6426
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake opvolgende asielaanvraag en rechtsgeldigheid van verlenging beslistermijn

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiseres, een Eritrese vrouw, behandeld. Eiseres heeft een opvolgende asielaanvraag ingediend op 13 juli 2022 en stelt dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. Ondanks een ingebrekestelling op 12 februari 2023, heeft de staatssecretaris geen verweerschrift ingediend. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de beslistermijn van zes maanden, die normaal op 11 januari 2023 zou eindigen, rechtsgeldig heeft verlengd met negen maanden op basis van het WBV 2022/22. Dit betekent dat de nieuwe termijn pas op 11 oktober 2023 eindigt. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van 26 april 2023, waarin werd vastgesteld dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigde. Aangezien de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, verklaart de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. De staatssecretaris is niet verplicht om proceskosten te vergoeden aan eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.6426

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Eritrese nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kinderen, V-nummers [nummers]
(gemachtigde: mr. I.M. Hidding),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de staatssecretaris volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar opvolgende asielaanvraag van 13 juli 2022. De staatssecretaris heeft ondanks een verzoek daartoe geen verweerschrift ingediend.
1.1.
Bij brief van 12 februari 2023 heeft eiseres de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar opvolgende asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 2 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.
3. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen. [2]
4. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vw [3] 2000 moet de staatssecretaris binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van het vierde lid, aanhef en onder b, van dit artikel kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden.
5. Eiseres heeft de opvolgende aanvraag ingediend op 13 juli 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van eiseres op 11 januari 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft echter, met inwerkingtreding van het WBV 2022/22 [4] , de beslistermijn van asielaanvragen, waarop op 27 september 2022 nog niet was beslist, met negen maanden verlengd. Dit betekent dat deze termijn voor eiseres pas op 11 oktober 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraak van haar meervoudige kamer van
26 april 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:6050) geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De rechtbank ziet geen grond om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is, anders dan eiseres stelt, daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 12 februari 2023 te vroeg is ingediend. Daarom is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar opvolgende aanvraag niet-ontvankelijk.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Dit volgt uit de artikelen 6:2 en 6:12 van de Awb.
3.Vreemdelingenwet.
4.Stcrt. 2022, nr. 25775.