ECLI:NL:RBDHA:2023:1299

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
NL22.20873
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van homoseksualiteit en geloofwaardigheid van geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van een Ugandese eiser, die stelt homoseksueel te zijn. De rechtbank behandelt de aanvragen van de eiser en zijn gezin, die eerder een asielaanvraag hebben ingediend die was afgewezen. De eiser heeft opnieuw asiel aangevraagd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de eisers en hun gemachtigde, en heeft de verklaringen en bewijsstukken die door de eiser zijn overgelegd, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de geaardheid van de eiser niet geloofwaardig is, ondanks de overgelegde documenten en verklaringen. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van de eiser en zijn partner summier zijn en niet voldoende inzicht geven in hun relatie. De rechtbank oordeelt dat de aanvragen van de eiser en zijn gezin terecht zijn afgewezen, en verklaart de beroepen ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.20873, NL22.20875 en NL22.20877

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
[naam 2],eiseres
V-nummer: [nummer]
en de minderjarige kinderen,
[naam 3]
V-nummer: [nummer]
[naam 4]
V-nummer: [nummer]
Tezamen te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluiten van 14 oktober 2022 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. Zij hebben daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen, tezamen met de zaken NL22.20874, NL22.20876 en NL22.20878, op 8 december 2022 te Breda op zitting behandeld. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen S. Breukel. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1986, eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1991 en de minderjarige kinderen zijn geboren op respectievelijk [geboortedatum 3] 2017 en [geboortedatum 4] 2019. Zij stellen allen van Ugandese nationaliteit te zijn.
2. Eisers hebben op 22 maart 2020 een eerste asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag is ten grondslag gelegd dat eiser homoseksueel is en hij daarom bij terugkeer naar Uganda vreest voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. [1] Verweerder heeft deze aanvragen bij besluiten van 14 mei 2021 afgewezen. Het tegen deze besluiten ingestelde beroep is bij uitspraak van 29 september 2021 van de rechtbank en zittingsplaats Den Haag, ongegrond verklaard. [2] Eisers hebben daartegen geen hoger beroep ingesteld zodat de besluiten bij voornoemde uitspraak in rechte zijn vast komen te staan.
3. Op 16 mei 2022 hebben eisers een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan is opnieuw ten grondslag gelegd dat eiser homoseksueel is. Ter onderbouwing heeft eiser de volgende documenten bij zijn aanvraag overgelegd:
De volgende verklaringen van:
1. [naam 5] van onbekende datum;
2. [naam 6] van 8 november 2021;
3. [naam 7] van 17 februari 2022;
4. [naam 8] van 15 november 2021;
5. [naam 9] van 7 november 2021;
6. [naam 10] van 11 november 2021;
7. Cocktail Eindhoven ([naam 11]) van 20 januari 2021;
8. [naam 12] van 11 oktober 2021;
9. [naam 13] van10 april 2022;
10. [naam 14] van onbekende datum;
11. [naam 15] van 8 november 2021;
12. [naam 16] (Rainbow Anonymous) van 30
november 2021;
En de volgende documenten:
13. Een uitdraai van whatsappgesprekken met de groep Rainbow;
14. Drie afbeeldingen van eiser tijdens de Pride Walk 2021, de Regenboog in Nijmegen en
bij Cocktail Plus in Eindhoven;
15. Een certificaat van de GGD, ‘sleutelpersoon seksualiteit en soa’ van 14 oktober 2022.
4. Eiseres en de minderjarige kinderen hebben geen zelfstandige asielmotieven aan de opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd. De aanvragen berusten geheel op het relaas van eiser.
5. Verweerder heeft de asielaanvraag van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. [3] De identiteit, nationaliteit en herkomst van eisers heeft verweerder geloofwaardig geacht. Verweerder heeft de gestelde geaardheid van eiser en de daaropvolgende problemen niet geloofwaardig gevonden. Verweerder stelt zich daarover op het standpunt dat reeds in rechte is vast komen te staan dat de geaardheid van eiser niet geloofwaardig is. Eiser is er volgens verweerder niet in geslaagd om in zijn opvolgende aanvraag met nieuwe feiten en omstandigheden zijn geaardheid alsnog aannemelijk te maken. Eiser heeft weliswaar een groot aantal verklaringen over gelegd om zijn geaardheid aannemelijk te maken, maar het ligt eerst op de weg van eiser om met zijn eigen verklaringen zijn geaardheid aannemelijk te maken. De verklaringen van eiser blijven summier en algemeen en eiser kan geen dieper inzicht geven in zijn beleving en gedachtegang omtrent zijn geaardheid, zijn relatie met zijn huidige partner [naam 8] (hierna: [naam 8]) en zijn deelname aan activiteiten en bijeenkomsten voor LHBTI’s. Ook de schriftelijke verklaringen overtuigen verweerder niet. Allereerst omdat de verklaringen afkomstig zijn van de partner en van (goede) vrienden van eiser, die niet aangemerkt kunnen worden als onafhankelijke bronnen. Daarnaast zijn de verklaringen inhoudelijk te summier. Verweerder heeft voorts geen aanleiding gezien om [naam 8] te horen omdat er namens hem al een schriftelijke verklaring is ingebracht die door verweerder is meegenomen in de beoordeling. Daar komt bij dat eiser in zijn verklaringen over zijn relatie met [naam 8] blijft steken in algemene en summiere verklaringen. Tot slot stelt verweerder zich op het standpunt dat het rapport ‘Trots en schaamte? Het vervolg’ [4] niet leidt tot een ander oordeel. Daaruit volgt immers niet dat van eiser niet verwacht mag worden dat hij gedetailleerde verklaringen aflegt. In het besluit ten aanzien van eiseres en de minderjarige kinderen is verwezen naar het besluit ten aanzien van eiser omdat zij geen zelfstandige asielmotieven hebben aangevoerd.
6. Bij verweerschrift heeft verweerder er tenslotte op gewezen dat uit ambtshalve verkregen informatie is gebleken dat [naam 8] gehuwd is met een Ugandese vrouw en tweemaal een aanvraag heeft ingediend voor een visum kort verblijf om zijn echtgenote naar Nederland over te laten komen. Deze omstandigheden doen volgens verweerder verder afbreuk aan de verklaringen van [naam 8] over de gestelde relatie met eiser.
7. Op wat eiser hiertegen aanvoert wordt hierna ingegaan. Eiseres en de minderjarige kinderen verwijzen naar de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
Institutioneel wantrouwen
8.1
Eiser voert aan dat verweerder niet onbevooroordeeld naar de opvolgende aanvraag van eiser heeft gekeken nu verweerder in zijn besluitvorming verwijst naar de afwijzing van zijn eerste asielaanvraag die in rechte is vast komen te staan. Volgens eiser is sprake van institutioneel wantrouwen.
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder er terecht op gewezen dat eiser aan zijn eerste asielaanvraag ook ten grondslag heeft gelegd dat hij homoseksueel is en dat de afwijzing van die aanvraag in rechte is vast komen te staan. Dat verweerder vervolgens bij de opvolgende aanvraag als uitgangspunt heeft genomen dat eiser daaraan nieuwe feiten en omstandigheden ten grondslag moet leggen getuigt naar het oordeel van de rechtbank niet van vooringenomenheid van de zijde van verweerder. Bovendien heeft verweerder eiser opnieuw gehoord waarbij hij in de gelegenheid is gesteld zijn gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Daarnaast heeft verweerder bij de beoordeling van de aanvraag de door eiser overgelegde bewijsstukken betrokken en beoordeeld. De beroepsgrond van eiser slaagt daarom niet.
Verklaringen, foto’s en WhatsApp-berichten
9.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de geaardheid van eiser niet aannemelijk heeft geacht gelet op de verklaringen, foto’s en WhatsAppberichten die hij heeft overgelegd. De verklaringen sluiten aan bij de verklaringen van eiser over zijn geaardheid. Verweerder heeft deze verklaringen ten onrechte niet in samenhang met elkaar beoordeeld.
9.2
Bij uitspraak van 4 augustus 2021 heeft de Afdeling [5] overwogen dat het uitgangspunt dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid vooral met zijn eigen verklaringen kan en aannemelijk moet maken, onverlet laat dat bepaalde stukken kunnen dienen als ondersteunend bewijs. [6] Dit betekent dat die stukken, afhankelijk van de door een vreemdeling afgelegde verklaringen, het overige bewijs en de daarover geformuleerde tegenwerpingen, ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling zijn seksuele gerichtheid ondanks ontoereikende verklaringen toch aannemelijk heeft gemaakt. Overgelegde stukken zijn dus op zichzelf bezien zelden overtuigend bewijs van een gestelde seksuele gerichtheid, maar een vreemdeling kan hiermee wél, onder bepaalde omstandigheden, ondersteunend bewijs leveren van zijn verklaringen over bepaalde thema’s die bij de integrale beoordeling van belang zijn, zoals de activiteiten in Nederland of het hebben van een homoseksuele relatie. Het is daarbij aan verweerder om in het besluit inzichtelijk te maken hoe hij de afgelegde verklaringen en overgelegde stukken in het kader van de verschillende thema’s waardeert en onderling weegt, aldus de Afdeling.
9.3
De rechtbank stelt vast dat verweerder elk document dat eiser heeft overgelegd bij zijn opvolgende asielaanvraag inhoudelijk heeft beoordeeld en heeft betrokken bij de beoordeling van zijn opvolgende asielaanvraag. Hoewel de rechtbank het met eiser eens is dat hij veel schriftelijke verklaringen heeft overgelegd waarin verklaard wordt dat eiser homoseksueel is, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft overwogen dat deze verklaringen op zichzelf maar ook in samenhang bezien onvoldoende zijn om eisers gestelde geaardheid aannemelijk te maken. Verweerder heeft in dat verband kunnen overwegen dat uit de verklaringen niet volgt waarop deze personen baseren dat eiser homoseksueel is. Zo is in de verklaringen van [naam 5], [naam 7], [naam 9], [naam 10], [naam 12], [naam 13] en [naam 14] hoofdzakelijk vermeld waar zij eiser ontmoet hebben. Verder verklaren zij zonder verdere onderbouwing en concretisering dat eiser homoseksueel is. Weliswaar is de verklaring van [naam 16], van Rainbow Anonymous uitgebreider, maar ook deze verklaring omvat overwegend een omschrijving van de contacten en ontmoetingen met eiser. De verklaring van [naam 11] van Cocktail Eindhoven meldt verder enkel dat zij vanwege corona geen bijeenkomsten meer organiseren en gestopt zijn met het schrijven van ondersteunde brieven. Niet duidelijk is dan ook wat eiser met deze verklaring wenst aan te tonen. Verder verklaart [naam 6] niet over eisers geaardheid en schrijft zij enkel dat zij eiser ontmoet heeft bij het COC in Eindhoven. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat [naam 15] verklaart dat eiser tegen haar heeft verteld dat hij biseksueel is, hetgeen niet strookt met eisers eigen verklaringen dat hij niet op vrouwen valt. Dat eiser een vrouw en kinderen heeft en zij eiser daarom als biseksueel ziet neemt deze tegenstrijdigheid niet weg. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat het enkele feit dat eiser bijeenkomsten bijwoont van organisaties die opkomen voor onder andere de rechten van homoseksuelen en hij de pride heeft bezocht nog niet maakt dat eiser homoseksueel is.
Horen partner
10.1
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte zijn relatie met [naam 8] ongeloofwaardig heeft geacht. [naam 8] is sinds 2019 in het bezit van een verblijfsvergunning asiel en verweerder heeft de homoseksuele geaardheid van de partner geloofwaardig geacht. Verweerder had [naam 8] moet horen over de relatie met eiser omdat horen doorgaans een meer toereikend middel is om inzicht te verkrijgen in een relatie dan een schriftelijke verklaring.
10.2
Ter zitting is [naam 8] als getuige onder ede gehoord. Hierbij zijn zowel door de rechtbank, als de gemachtigde van eiser en verweerder vragen gesteld. Verweerder heeft voorts ter zitting gereageerd op de door de [naam 8] ter zitting gedane verklaringen.
10.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de gestelde relatie van eiser met [naam 8] niet aannemelijk is geworden. In dat verband heeft verweerder erop mogen wijzen dat eiser er met zijn eigen verklaringen niet in is geslaagd om de gestelde relatie met [naam 8] aannemelijk te maken. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eiser blijft steken in algemeenheden wanneer hem gevraagd wordt naar zijn gevoelens bij de relatie met [naam 8] en het verschil in homoseksuele relaties in Uganda en Nederland. Daarnaast verklaart eiser summier over hoe hij zijn toekomst met [naam 8] ziet. Het beroep van eiser op het rapport van Sabine Jansen leidt niet tot een ander oordeel. Het rapport betreft immers een algemene studie over de beoordelingen van LHBTI-aanvragen in Nederland en heeft niet specifiek betrekking op eiser. Eiser heeft, anders dan zijn verwijzing naar het rapport, niet onderbouwd waarom verweerder van hem niet mag verwachten dat hij meer diepgaand verklaart over zijn beleving van de gestelde relatie met [naam 8] en zijn gevoelens daarbij. Dat eiser er niet in is geslaagd om daarover meer te verklaren heeft verweerder eiser dan ook mogen tegenwerpen.
10.4
Verweerder heeft zich verder op het standpunt kunnen stellen dat ook met de schriftelijke en mondelinge verklaring(en) van [naam 8] de gestelde relatie tussen hen niet aannemelijk is gemaakt. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat zowel de schriftelijke als mondelinge verklaringen van [naam 8] te summier zijn. [naam 8] verklaart hoofdzakelijk over wanneer en hoe hij eiser heeft ontmoet. Wanneer [naam 8] wordt gevraagd naar wat hij nu zo leuk vindt aan eiser verklaart hij dat eiser leuk vindt vanwege zijn gedrag en dat zij goede momenten delen. [naam 8] slaagt er niet in meer inzicht te geven in wat hij dan zo leuk vindt aan het gedrag van eiser en wat deze mooie momenten dan precies inhouden. Verweerder heeft er bovendien op kunnen wijzen dat het gegeven dat [naam 8] is gehuwd met een vrouw afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van hun gestelde relatie. De verklaring van [naam 8] dat hij enkel gehuwd is met een vrouw zodat zijn familie in Uganda zou geloven dat hij heteroseksueel is zodat hij hen weer kon bezoeken neemt niet weg dat hij tweemaal een aanvraag heeft ingediend voor een visum kort verblijf zodat zijn echtgenote naar Nederland kon komen. Dit doet nog meer afbreuk aan de geloofwaardigheid.
Conclusie
11.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser de door hem gestelde geaardheid niet aannemelijk heeft gemaakt. Eisers komen niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de (Vw).
11.2
De aanvragen zijn terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
11.3
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van mr.S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.NL21.7843.
3.Als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw.
4.Van Sabine Jansen van maart 2022.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.