ECLI:NL:RBDHA:2023:12981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/652029 / FT RK 23/590
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) wegens gebrek aan bevoegdheid schuldhulpverlener

Op 31 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin de heer [verzoeker] verzocht om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De heer [verzoeker] bevond zich in een problematische schuldensituatie en had een verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor de WSNP. Dit verzoek werd behandeld op een zitting op 22 augustus 2023, waar de heer [verzoeker] werd bijgestaan door medewerkers van Budgetbeheer Den Haag.

De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot WSNP moest worden afgewezen omdat niet was aangetoond dat de schuldhulpverlener, Budgetbeheer Den Haag, voldeed aan de vereisten zoals gesteld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet. De rechtbank benadrukte dat een WSNP-verzoek in beginsel vooraf moet worden gegaan door een deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling, en dat de verklaring van de schuldhulpverlener niet voldeed aan de wettelijke eisen. De heer [A], werkzaam bij Budgetbeheer Den Haag, had verklaard dat er geen reële mogelijkheden waren voor een buitengerechtelijke regeling, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij bevoegd was om een noodzakelijke 285-verklaring af te geven.

De rechtbank concludeerde dat het verzoek van de heer [verzoeker] niet kon worden ingewilligd, omdat de vereiste documenten ontbraken en de betrokken schuldhulpverleners niet als bevoegd konden worden aangemerkt. De beslissing werd genomen door mr. R. Cats, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De heer [verzoeker] heeft de mogelijkheid om binnen acht dagen na de uitspraak hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/652029 / FT RK 23/590
uitspraakdatum: 31 augustus 2023
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor de schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt een overzicht van de procedure.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 22 augustus 2023. Op de zitting verschenen:
de heer [verzoeker] , bijgestaan door de heren [A] en [B] van Budgetbeheer Den Haag.

2.De beoordeling van het verzoek

2.1.
Een WSNP-verzoek moet in beginsel zijn voorafgegaan door een deugdelijke poging om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Artikel 285 lid 1 onder f Fw bepaalt in dit verband dat in (een bijlage) bij het verzoekschrift moet worden opgenomen: “
een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, alsmede over welke aflossingsmogelijkheden de verzoeker beschikt, afgegeven door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente van de woon- of verblijfplaats van de schuldenaar of een persoon als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het consumentenkrediet. (…) Het college kan deze bevoegdheid mandateren aan een gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet financieel toezicht, aan instellingen als bedoeld in artikel 48, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op het consumentenkrediet of aan krachtens het eerste lid, onderdeel d, van dat artikel aangewezen natuurlijke personen of rechtspersonen, dan wel categorieën daarvan” (een 285-verklaring).
Artikel 288 lid 2 onder b Fw bepaalt dat een WSNP moet worden afgewezen “
indien de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet”.
2.2.
Bij het verzoek bevindt zich een 285-verklaring waarin wordt vermeld: “
Hierbij verklaart [A] , werkzaam Budgetbeheer Den Haag, dat er geen reëele mogelijkheden zijn dat verzoeker(…) tot een buitengerechtelijke schuldregeling komt met zijn/haar crediteuren.
2.3.
Eveneens bevindt zich bij het verzoek een ‘rapportage schuldbemiddelaar betreffende het minnelijk traject’ waarin wordt vermeld: “
Namens de schuldbemiddelingsinstantie Budgetbeheer Den Haag, die hiermee verklaart te voldoen aan de vereisten van artikel 48 lid 1 onder C van de Wet op het Consumentenkrediet, verklaart de behandelend medewerker, te weten [A], hierbij dat het minnelijk traject van de verzoeker als volgt is verlopen:”.
2.4.
Ter terechtzitting is de heer [A] gevraagd naar de bevoegdheid om een 285-verklaring af te geven en heeft hij meegedeeld dat Budgetbeheer Den Haag zich ”om niet” met schuldhulpverlening bezig houdt.
2.5.
Na de zitting heeft de rechtbank Budgetbeheer Den Haag verzocht binnen een week een – met relevante stukken onderbouwde – schriftelijke toelichting waaruit blijkt dat de heer [A] behoort tot de kring van personen die bevoegd is een 285-verklaring af te geven. Hierop is niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
2.6.
Voor zover wordt bedoeld dat Budgetbeheer Den Haag dan wel de heer [A] bevoegd zijn tot het afgeven van een 285-verklaring omdat zij bezighouden met schuldbemiddeling “om niet” zoals bedoeld in artikel 48 lid 1 onder a van de Wet op het consumentenkrediet (Wck), gaat dit niet op. In artikel 285 lid 1 onder f Fw wordt niet verwezen 48 lid 1 aanhef en onder a Wck.
2.7.
Met betrekking tot artikel 288 lid 2 onder b Fw heeft te gelden hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen in het arrest van 5 november 2010 (ECLI:NL:HR:2010:8060):
“3.3.2.
“Nu de enkele omstandigheid dat een schuldbemiddeling om niet geschiedt geen waarborg inhoudt dat deze voldoende kwaliteit bezit, vloeit uit het vorenoverwogene voort dat de wetgever met de verwijzing naar ‘een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet’ in art. 288 lid 2, aanhef en onder b, het oog heeft gehad op de personen en instellingen, genoemd in art. 48 lid 1, onder b, c en d, en dus niet op de onder a bedoelde bemiddelaars die hun diensten om niet verrichten. Dat strookt ook met de tekst van art. 288, nu in art. 48 lid 1, onder a, immers geen personen of instellingen zijn genoemd.
3.3.3.
Hoezeer de stichting ook, gelet op art. 48 lid 1, aanhef en onder a, Wck, wettelijk bevoegd is geweest bedrijfsmatig voor X. c.s. schuldbemiddeling te verrichten, het hof heeft haar dus terecht niet aangemerkt als een persoon of instelling, bedoeld in art. 48 lid 1 Wck, waarnaar art. 288 lid 2, onder b, verwijst. Hetgeen het middel over de stichting voorts nog aanvoert, maakt dat niet anders. Van de rechter kan immers niet worden gevergd dat deze in elk concreet geval waarin de voorafgaande schuldbemiddeling is verricht door een persoon of instantie die niet valt onder art. 48 lid 1, onder b, c of d, onderzoekt of die bemiddeling van voldoende kwaliteit is geweest.”
2.8.
Het vorenstaande betekent dat ook indien Budgetbeheer Den Haag of de heer [A] , gelet op artikel 48 lid 1 aanhef en onder a Wck, wettelijk bevoegd zijn bedrijfsmatig voor schuldenaar schuldbemiddeling te verrichten, zij niet aangemerkt kunnen worden als een persoon of instelling, bedoeld in artikel 48 lid 1 Wck, waarnaar art. 288 lid 2 onder b Fw, verwijst.
2.9.
Desgevraagd is geen toelichting gegeven waaruit kan blijken dat de heer [A] behoort tot de kring van personen die bevoegd is een 285-verklaring af te geven, zodat er evenmin van kan worden uitgegaan dat Budgetbeheer of de heer [A] op grond van artikel 48 lid 1 aanhef en onder b of c Wck bevoegd zijn een dergelijk verklaring af te geven.
2.10.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat
a) het bij dit verzoek ontbreekt aan een correcte verklaring als bedoeld in art. 285 lid 1 onder f Fw en
b) de poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling niet is uitgevoerd door een persoon of instelling als bedoeld in art. 48 lid 1 Wck,
nu niet is gebleken dat de Budgetbeheer Den Haag of de heer [A] , een instelling of persoon is als bedoeld in artikel 48 lid 1 onder b of c Wck. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek van [verzoeker] tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met N.B.H. Doorneveld, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2023.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die dat volgens de Faillissementswet mag gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.