Uitspraak
4.ECLI:NL:RVS:2022:2290.
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de bewaring van een gezin van Nigeriaanse nationaliteit, bestaande uit ouders en hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft de beroepen van eisers tegen de maatregelen van bewaring ongegrond verklaard. De eisers, geboren in respectievelijk 1980, 1985, 2017, 2019 en 2020, waren in bewaring gesteld op grond van de vrees dat zij zich aan het toezicht zouden onttrekken en de uitzettingsprocedure zouden belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden voor de bewaring niet zijn betwist en dat de omstandigheden van de eisers niet zijn veranderd sinds eerdere uitspraken van de rechtbank. De rechtbank heeft ook de belangen van de minderjarige kinderen meegewogen, maar oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met deze belangen. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingencirculaire 2000, waarin staat dat de bewaring van gezinnen met minderjarige kinderen alleen proportioneel is als de uitzetting binnen twee weken kan plaatsvinden. In dit geval was de uitzetting gepland op 19 juli 2023, wat binnen deze termijn viel. De rechtbank concludeert dat de maatregelen van bewaring niet onrechtmatig waren en dat de belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen in de besluitvorming van verweerder. De beroepen zijn ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding zijn afgewezen.