In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Afghaanse nationaliteit, op 9 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag, waarna hij op 4 juli 2023 beroep heeft ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank constateert dat de beslistermijn van 90 dagen is overschreden en dat er meer dan twee weken zijn verstreken na de ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer die bevestigt dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, met een mogelijkheid tot nader onderzoek binnen twintig weken. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,- en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, evenals het griffierecht van € 184,-.