In deze zaak heeft eiseres, een burger van Trinidad en Tobago, op 2 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft eiseres op 29 mei 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 30 juni 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank Den Haag heeft op 22 november 2022 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen zestien weken een besluit te nemen.
Eiseres heeft op 22 juni 2023 opnieuw beroep ingesteld, omdat er wederom geen tijdig besluit was genomen. De rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn was overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke had gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en dat verweerder alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag.
De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 200,- per dag voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.