ECLI:NL:RBDHA:2023:12920
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van een verzoekster van Somalische nationaliteit. De verzoekster had op 15 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 19 september 2021 was ingediend. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 15 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Vervolgens heeft de verzoekster op 29 mei 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verzoekster haar beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan haar verzoek tegemoet is gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 19 maart 2022, maar dat deze termijn op 14 maart 2022 met negen maanden was verlengd. De staatssecretaris heeft de beslistermijn verder verlengd op basis van het WBV 2022/22. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was en dat de ingebrekestelling van de verzoekster prematuur was ingediend. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
Om deze redenen heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.