In deze zaak hebben eisers op 1 september 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinsleden bij een referent in Nederland te verblijven. De aanvraag betreft nareis en is ingediend bij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optreedt. Op 7 april 2023 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 22 juni 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Verweerder heeft op 7 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag is overschreden. Eisers hebben rechtsgeldig verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eisers kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en neemt de overwegingen uit die uitspraak over.
De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen, tenzij verweerder besluit tot nader onderzoek, in welk geval de termijn wordt verlengd tot twintig weken. Tevens wordt verweerder verplicht een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50.