In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eisers, die op 1 juli 2022 hun aanvragen indienen, hebben de staatssecretaris op 3 oktober 2022 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Op 10 februari 2023 hebben zij beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De termijn waarbinnen de staatssecretaris een beslissing moet nemen is verstreken, waardoor het beroep gegrond is verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het dossier compleet is en dat er geen nader onderzoek nodig is. De staatssecretaris is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 418,50, die de staatssecretaris moet vergoeden.