ECLI:NL:RBDHA:2023:12828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16909 en NL23.16910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en voorlopige voorziening in het kader van Dublin-regeling met betrekking tot België

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die asiel heeft aangevraagd in Nederland, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1994 en van Ethiopische nationaliteit, heeft op 23 januari 2023 asiel aangevraagd. De staatssecretaris heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat België volgens de Dublin-regeling verantwoordelijk zou zijn voor de asielaanvraag van de eiser, aangezien hij eerder in België asiel heeft aangevraagd.

De eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft besloten om de zitting achterwege te laten en het onderzoek te sluiten. De eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten en dat de opvangvoorzieningen in België onder druk staan, waardoor hij niet kan rekenen op een veilige opvang. Hij heeft verwezen naar verschillende bronnen, waaronder uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en rapporten van Amnesty International.

De rechtbank overweegt dat het aan de eiser is om aannemelijk te maken dat België zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeert dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij bij overdracht aan België in een situatie van materiële deprivatie terecht zal komen. De rechtbank wijst erop dat de Belgische autoriteiten hebben aangegeven dat zij kwetsbare personen, waaronder mensen met psychische problemen, prioriteit geven bij de opvang. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen toegang zal hebben tot de benodigde zorg en opvang in België.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. M.C. Bakker, en is openbaar gemaakt op 2 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.16909 en NL23.16910

uitspraak van de enkelvoudige kamer / voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], eiser / verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P. Scholtes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K.A. van Iwaarden).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht om een voorlopige voorziening.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met instemming van beide partijen heeft de rechtbank besloten de zitting achterwege te laten en het onderzoek gesloten. [1]

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Ethiopische nationaliteit. Op 23 januari 2023 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Uit Eurodac is gebleken dat eiser eerder in België asiel heeft aangevraagd. Volgens verweerder is België daarom verantwoordelijk voor eisers asielaanvraag. Verweerder heeft eisers aanvraag daarom niet in behandeling genomen. [2]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit onvoldoende rekening gehouden met eisers psychische klachten. Daarnaast staan de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in België zodanig onder druk dat niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser verwijst hierbij naar de uitspraak van de zittingsplaats Rotterdam op 20 februari 2023, [3] interim measuresingesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, [4] een petitie van Amnesty International, [5] een nieuwsbericht van de NOS [6] en het AIDA landenrapport België van april 2023. Verder heeft verweerder volgens eiser ten onrechte verwezen naar brieven afkomstig van de Belgische autoriteiten om te onderbouwen dat nog altijd van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. In één van deze brieven staat namelijk ook dat het soms (meer dan) zes maanden kan duren voordat iemand toegang heeft tot opvang. Eiser wijst op het arrest M.S.S. [7] waaruit blijkt dat het niet bieden van opvang, waardoor de asielaanvrager wordt onthouden van essentiële levensbehoeften, in strijd is met artikel 3 van het EVRM.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
3. Als uitgangspunt geldt dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat België zijn internationale verplichtingen zal nakomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit niet (langer) het geval is. Gelet op het arrest Jawo, [8] waarin het Hof van Justitie van de Europese Unie de maatstaf van het arrest M.S.S. onderschreven heeft, ligt de drempel hiervoor bijzonder hoog. Deze drempel is bereikt als de onverschilligheid van de autoriteiten van de lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en eigen keuzes om, terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt te voorzien in zijn meest elementaire behoeften.
4. In het geval van eiser leidt dat wat hij heeft aangevoerd niet tot het oordeel dat hij bij overdracht aan België terecht komt in een toestand zoals hiervoor beschreven. De opvang in België staat onder grote druk, zoals ook wordt erkend door verweerder en door de Belgische autoriteiten. Verweerder heeft twee brieven overgelegd van de Belgische autoriteiten, gedateerd op 9 en 28 maart 2023, waarin de Belgische autoriteiten een toelichting geven op de huidige stand van zaken met betrekking tot de opvang en hoe zij omgaan met terugkerende Dublinclaimanten. In de brief van 9 maart 2023 hebben de autoriteiten laten weten dat zij voorrang geven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen, en dat deze personen na de registratie van hun asielverzoek onmiddellijk een opvangplaats krijgen toegewezen. In de brief van 28 maart 2023 hebben zij toegelicht dat onder ‘kwetsbare personen’ onder andere personen met psychiatrische problemen worden verstaan en dat de kwetsbaarheid per geval wordt onderzocht. Alle aanvragen met medische attesten worden door een arts onderzocht. Eiser heeft aangegeven psychische problemen te ervaren en medicatie te gebruiken in verband met slaapproblemen. Indien eiser gelet hierop door de Belgische autoriteiten als kwetsbare vreemdeling wordt aangemerkt, bestaat er gelet op de brieven van 9 en 28 maart 2023 geen aanleiding om aan te nemen dat hij te maken zal krijgen met problemen bij het verkrijgen van opvang. Verder blijkt uit de informatie van de Belgische autoriteiten dat asielzoekers hoe dan ook toegang hebben tot medische en psychologische begeleiding, ook als zij geen toegang krijgen tot opvang. Hieruit en uit het feit dat de Belgische autoriteiten bezig zijn met het realiseren van meer opvangplekken, kan worden geconcludeerd dat de Belgische autoriteiten niet onverschillig staan tegenover de tekorten in de opvang.
5. In het geval dat eiser problemen ondervindt bij het verkrijgen van opvang en andere voorzieningen, dient hij hierover te klagen bij de (hogere) Belgische autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat die mogelijkheid er voor hem niet is of dat de Belgische autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen, dan wel dat het zoeken van hulp bij voorbaat zinloos is.
Wat is de conclusie?
6. Het beroep is ongegrond. Nu met deze uitspraak beslist wordt op het beroep, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek hiertoe wordt daarom afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De rechtbank geeft hierbij toepassing aan artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Camara tegen België, nr. 49255/22 en Msallem en 147 anderen tegen België, nr. 48987/22.
5.Amnesty International, “België: een human asielbeleid blijft zoek in winterse temperaturen”, 14 december 2022.
6.NOS, “Asielzoekers in België vinden risicovol onderdak in Brussels kraakpand”, 30 december 2022.
7.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21 januari 2011, M.S.S. tegen België en Griekenland, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 maart 2019, Jawo tegen Duitsland, ECLI:EU:C:2019:218.