ECLI:NL:RBDHA:2023:12806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 8510
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen kostenvergoeding voor taxatierapport in WOZ-zaak

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag inzake de kostenvergoeding voor een taxatierapport. De heffingsambtenaar had bij beschikking van 11 februari 2022 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 319.000, maar na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 301.000. Eiser had een taxatierapport overgelegd, maar de heffingsambtenaar weigerde een kostenvergoeding voor dit rapport toe te kennen. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiser gegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het taxatierapport als deskundigenverslag kan worden aangemerkt en dat eiser recht heeft op een kostenvergoeding. De rechtbank matigde echter de vergoeding tot € 32,05, omdat het rapport als een bureautaxatie werd beschouwd en er onvoldoende werk aan was besteed. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 73,85 en het betaalde griffierecht van € 50 dient te worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/8510

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R. van der Weide),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 11 februari 2022 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] [nummer 1] te [plaats] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2021 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 319.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2022 (de aanslag).
Bij uitspraak op bezwaar van 16 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 301.000, alsmede de aanslag dienovereenkomstig verminderd. Verweerder heeft voorts een kostenvergoeding voor de bezwaarfase van € 269 toegekend. Verweerder heeft daarbij geen kostenvergoeding voor het door eiser ingediende taxatierapport toegekend.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 mei 2023.
Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] en de taxateurs [naam 3] en
[naam 4] .
Tevens zijn ter zitting behandeld de beroepen van zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, welke beroepen eveneens betrekking hebben op de beslissing van verweerder om geen kostenvergoeding voor een taxatierapport van [naam 5] ( [naam 5] ) toe te kennen. Het betreft de beroepen met zaaknummers SGR 22/8512, SGR 22/8516, SGR 22/8523, SGR 22/8526, SGR 22/8529, SGR 22/8584, SGR 23/86, SGR 23/88, SGR 23/89, SGR 23/91, SGR 23/262, SGR 23/430, SGR 23/431, SGR 23/433, SGR 23/435 en SGR 23/438.

Overwegingen

Feiten
1. Eiser heeft voor het indienen van bezwaar en beroep gebruik gemaakt van de diensten van het kantoor Bezwaarmaker.nl (het kantoor) die voor hem als gemachtigde optreedt. Het kantoor biedt zijn diensten aan op basis van een systeem van “no cure no pay”.
2. Eiser heeft in de bezwaarfase een ongedateerd taxatierapport op naam van het kantoor overgelegd, welke is ondertekend door “ [naam 5] Gediplomeerd WOZ taxatuer” (het taxatierapport). In het taxatierapport is de waarde van de woning op de waardepeildatum getaxeerd op € 301.000.
3. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar van eiser “naar aanleiding van afwijkende taxatiegegevens” gegrond verklaard en de waarde van de woning nader vastgesteld op € 301.000. Daarbij is aan eiser een kostenvergoeding van in totaal € 269 (voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand) toegekend. Verweerder heeft geen vergoeding voor de kosten voor het taxatierapport toegekend.
Geschil
4. In geschil is of de kosten voor het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt.
Beoordeling van het geschil
5. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat recht op vergoeding door het bestuursorgaan van kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Onder deze kosten zijn op grond van het bepaalde in artikel 7:15, vierde lid, van de Awb in samenhang met artikel 1, aanhef en onderdeel b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) tevens begrepen de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
6. De rechtbank stelt voorop dat in de Awb en het Bpb niet wordt gedefinieerd wat onder het begrip ‘deskundige’ moet worden verstaan. Of een ingebracht (taxatie)rapport als een deskundigenrapport kan worden aangemerkt, is niet aan de hand van algemene richtsnoeren te beoordelen. Als ondergrens heeft te gelden dat het is opgesteld door een terzake deskundige, dan wel onder diens verantwoordelijkheid, waarvan uit de medeondertekening van het rapport moet blijken. Er wordt niet de eis gesteld dat sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. Eisen aan vormgeving en omvang van het rapport zijn echter niet te stellen. [1]
7. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het taxatierapport, gelet op de totstandkoming, de aard en de inhoud, niet als een deskundigenverslag kan worden aangemerkt.
8. Voor zover verweerder met zijn stelling ter zitting dat [naam 5] niet in het, naar de rechtbank begrijpt, Nederlands Register Vastgoed Taxateurs staat vermeld, heeft bedoeld te stellen dat [naam 5] niet als een deskundige kan worden aangemerkt, faalt dit. Niet vereist is dat, naar hiervoor onder 6 is overwogen, sprake moet zijn van een geregistreerd taxateur. De gemachtigde heeft bovendien ter zitting verklaard dat [naam 5] één van de mede-eigenaren en de zogenoemde “inhouse taxateur” van het kantoor is en dat [naam 5] een gediplomeerd woz-taxateur is. De gemachtigde heeft daartoe een kopie van een diploma “Wet waardering onroerende zaken” van het SVMNIVO ten name van [naam 5] uit 2009 overgelegd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat [naam 5] een woz-taxateur is en als deskundige in de zin van het Bpb kan worden aangemerkt.
9. In het taxatierapport staan gegevens van de woning en van drie vergelijkingsobjecten opgenomen. Dit betreft gegevens omtrent het woningtype, bouwjaar, energielabel, gebruikersoppervlakte en inhoud. Daarnaast bevat het taxatierapport één foto van de buitenzijde van de woning en één foto van de buitenzijde van elk van de vergelijkingsobjecten alsmede een kaart met de locaties van de woning en de vergelijkingsobjecten. Het taxatierapport bevat verder nog de gegevens van de transactieprijzen, de transactiedata, de geïndexeerde transactieprijzen naar de waardepeildatum 1 januari 2021 van de vergelijkingsobjecten en de afstand van de vergelijkingsobjecten tot de woning. Ter zitting heeft gemachtigde verklaard dat het taxatierapport een bureaurapport is in die zin dat van achter de computer wordt gekeken welke woningen geschikt zijn als vergelijkingsobject en dat [naam 5] de referentieobjecten bepaalt.
10. De rechtbank is van oordeel dat het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komt. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat aan de toekenning van een vergoeding van de kosten van het taxatierapport niet in de weg staat dat, naar verweerder stelt, het taxatierapport slechts een bureautaxatie met geautomatiseerde gegenereerde gegevens betreft, dat in het taxatierapport geen opname en realisatiedatum is opgenomen, dat de getaxeerde waarde niet inzichtelijk is onderbouwd en dat het taxatierapport niet aan de wettelijke eisen voldoet. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in dit geval vanwege de kwaliteit van het rapport geen sprake is van een deskundigenverslag. De stelling van verweerder ter zitting dat in het taxatierapport ten onrechte twee vergelijkingsobjecten zijn opgenomen, omdat dit geen marktconforme verkopen betreffen ( [adres 2] [nummer 2] is verkocht voor € 32.000 en [adres 2] [nummer 3] betreft een verkoop waarbij de huurder in de woning bleef wonen) acht de rechtbank hiervoor onvoldoende, te meer nu verweerder de waarde van de woning uiteindelijk overeenkomstig het taxatierapport heeft verminderd naar een waarde van € 301.000. Ook aan de stelling van verweerder dat uit het taxatierapport niet blijkt dat de taxateur daadwerkelijk tijd aan het taxatierapport heeft besteed, als ook de omstandigheid dat in het taxatierapport geen opmerking is gemaakt over de staat van onderhoud en er bij de koopsommen die appartementsrechten betreffen geen correctie van de VVE-reserve heeft plaatsgevonden, kan niet de conclusie worden verbonden dat het taxatierapport qua kwaliteit niet als een deskundigenverslag kan worden gekwalificeerd. Hetzelfde heeft te gelden voor de verschrijving “gediplomeerd WOZ taxatuer”.
11. Verweerder heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de kostenvergoeding in afwijking van de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties [2] (de Richtlijn) dient te worden gematigd.
12. Eiser komt, gelet op de Richtlijn, in beginsel in aanmerking voor een vergoeding van € 106 (2 x € 53), vermeerderd met 21% btw, per ingediend taxatierapport. De rechtbank ziet echter in hetgeen verweerder heeft aangevoerd aanleiding om de kostenvergoeding voor het taxatierapport te matigen. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat het taxatierapport, net als de taxatierapporten van de gelijktijdig ter zitting behandelde beroepen van de zestien andere, door de gemachtigde vertegenwoordigde, belastingplichtigen, is opgesteld door [naam 5] en dat al deze rapporten een bureautaxatie betreffen waarin beperkt gegevens zijn opgenomen, niet wordt becijferd hoe de waarde tot stand is gekomen en zonder dat daarin een opname- en realisatiedatum is opgenomen. Daarnaast heeft verweerder ter zitting onweersproken verklaard dat hij soms wel meer dan honderd taxatierapporten van dezelfde taxateur van het kantoor per dag heeft ontvangen en het mogelijk is om binnen vijf minuten een automatisch gegenereerd taxatierapport via internet op te maken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aannemelijk dat [naam 5] per saldo weinig werk heeft gehad aan het opstellen van het onderhavige taxatierapport. Eiser heeft ook desgevraagd ter zitting geen duidelijkheid gegeven over de door [naam 5] aan een taxatierapport bestede tijd. Een strikte toepassing van de Richtlijn doet in dit geval geen recht aan de vast te stellen vergoeding. Gelet op de verklaring van de taxateur van verweerder ter zitting dat hij ter zake van dit beroep een half uur nodig heeft gehad om het onderhavige taxatierapport te controleren, acht de rechtbank een tijdsbesteding van 0,5 uur in dit geval redelijk. De rechtbank stelt de vergoeding voor de kosten van het taxatierapport vast op (afgerond) € 32,05 (0,5 uur x € 53 te vermeerderen met 21% btw).
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser voor de beroepsfase gemaakte proceskosten. De rechtbank merkt het onderhavige beroep en de onder het procesverloop genoemde beroepen aan als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Bpb. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de uitspraken op bezwaar op nagenoeg gelijktijdig zijn gedaan, dat de zaken in de beroepsfase gezamenlijk zijn behandeld op de zitting van 17 mei 2023 en dat de zaken betrekking op hetzelfde geschilpunt. Gelet hierop stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor deze zaak vast op € 73,85 (1/17e x € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837, wegingsfactor 0,5 en factor 1,5 wegens samenhang)). De rechtbank heeft het gewicht van de zaak beoordeeld als licht, omdat de zaak in beroep uitsluitend betrekking heeft op de kostenvergoeding in bezwaar.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voor zover deze betrekking heeft op de kostenvergoeding voor het taxatierapport;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de bestreden uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de kosten voor het taxatierapport tot een bedrag van
€ 32,05;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
€ 73,85;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hoger beroepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Zie het in de uitspraken van verschillende hoven gepubliceerde richtsnoer (proces)kostenvergoeding (de uitspraken van 11 november 2021 van gerechtshof ’s-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2021:3315, gerechtshof Den Haag ECLI:NL:GHDHA:2021:2131 en van gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ECLI:NL:GHARL:2021:10307).
2.Staatscourant 2018, nr. 28796.