ECLI:NL:RBDHA:2023:12726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.14498 en NL23.14499
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen van Nigeriaanse eisers wegens onvoldoende onderbouwing van vluchtelingschap en risico op ernstige schade

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, worden de beroepen van twee Nigeriaanse eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen beoordeeld. De eisers, geboren op respectievelijk 14 februari 1990 en 11 februari 1995, dienden op 1 augustus 2021 aanvragen in voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 20 april 2023 afgewezen als ongegrond. De rechtbank heeft de beroepen op 7 juli 2023 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet onterecht heeft geoordeeld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen van de eisers en dat de problemen met mensensmokkelaars niet geloofwaardig zijn geacht. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet gehouden was om eiser aanvullend te horen over zijn bekering en vestigingsalternatief, en dat de staatssecretaris terecht heeft overwogen dat eiseres niet onder het traumatabeleid valt.

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 25 augustus 2023 en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.14498 en NL23.14499

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] en [naam 2] , eisers

V-nummers: [nummer] en [nummer 2]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. H.R. Nobel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen de afwijzing van hun asielaanvragen. Eisers stellen van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 14 februari 1990 en 11 februari 1995. Zij hebben op 1 augustus 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met de bestreden besluiten van 20 april 2023 deze aanvragen in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen op 7 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van de bestreden besluiten

2. Eisers hebben op 1 augustus 2021 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatsecretaris heeft deze aanvragen bij afzonderlijke besluiten van 8 juni 2022 afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten.
2.2.
Bij uitspraak [1] van deze rechtbank, zittingsplaats Overijsel, van 23 december 2022, zijn de beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 8 juni 2022 vernietigd en is de staatssecretaris opgedragen nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen. Eisers en de staatsecretaris hebben beiden geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Daarmee staat deze uitspraak in rechte vast. In de uitspraak heeft de rechtbank – samengevat weergegeven en voor zover van belang – geoordeeld dat de staatssecretaris:
- tijdens het gehoor van eiseres voldoende rekening heeft gehouden met de medische beperkingen zoals die naar voren zijn gekomen in het onderzoek van MediFirst;
- voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de problemen met de mensensmokkelaars niet geloofwaardig acht;
- alsnog moet toetsen of eiseres voldoet aan de voorwaarden uit het beleid als bedoeld in paragraaf C2/3.3. van de Vc 2000 [2] onder ‘eerdere confrontatie met wandaden’;
- nader dient te onderzoeken of eiseres bij terugkeer wederom het risico loopt om aan genitale verminking onderworpen te worden door haar schoonfamilie. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het, gelet op de verklaring van eiseres ter zitting de enkele verwijzing naar het ambtsbericht onvoldoende is om te concluderen dat eiseres bij terugkeer niet het risico loopt om opnieuw besneden te worden door haar schoonfamilie;
- wordt gevolgd in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria van zijn ooms te vrezen heeft voor herhaling van de mishandelingen en bedreigingen;
- terecht heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt er voor hem geen vestigingsalternatief is.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvragen van eisers. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eisers leggen aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag. Eiser komt uit een familie die behoort tot een juju-sekte. De vader van eiser was een juju-priester. Van eiser werd verwacht dat hij meedeed aan de rituelen die binnen deze sekte worden uitgevoerd. Als hij hieraan geen deel nam werd hij mishandeld door zijn vader en ooms. Na een van deze mishandelingen heeft zijn tante hem meegenomen naar haar huis in Lagos en daar heeft eiser van 2003 tot 2013 verbleven. Eiser is daar in aanraking gekomen met het
christendom en heeft zich daartoe bekeerd. Na het overlijden van zijn tante is eiser in 2013 weer teruggekeerd naar zijn geboortedorp. Zijn bekering tot het christendom was een probleem voor zijn vader die om die reden de priester van de kerk heeft bedreigd en jongens de kerk heeft laten vernielen. Zijn weigering om deel te nemen aan de rituelen van de juju-sekte leidde er opnieuw toe dat eiser door zijn vader en ooms werd mishandeld. In 2013 hebben eisers elkaar leren kennen in Nigeria.
Eiseres is, toen zij zwanger was van eiser, door de familie van haar echtgenoot genitaal verminkt, waardoor zij een miskraam heeft gehad en een maand lang ernstig ziek is geweest. Eiseres heeft hier een trauma en verschillende soorten angsten aan overgehouden. Na het overlijden van de vader van eiser in 2015 werd verwacht dat eiser zijn vader zou opvolgen als juju-priester. Dit wilde eiser als bekeerd christen niet. Zijn ooms hebben hem vanwege zijn weigering wederom mishandeld en bedreigd. Daarbij werd zijn echtgenote ook bedreigd. Aan dit geweld hebben eisers zich vervolgens kunnen onttrekken door, tijdens de voorbereiding op hun vertrek uit Nigeria, te doen alsof eiser ermee akkoord ging de rol van zijn vader in de juju-sekte over te nemen. Met behulp van een mensensmokkelaar zijn eiser en eiseres uiteindelijk in juli 2016 gezamenlijk gevlucht uit Nigeria. Via de mensensmokkelaar zijn zij in 2016 in Italië terechtgekomen, waarna zij het bericht kregen dat zij de schulden moesten aflossen, omdat anders hun familie iets zou worden aangedaan. Eisers moesten werkzaamheden voor de mensensmokkelaar verrichten en het geld afstaan. Eiser diende drugs te verhandelen en eiseres werd gedwongen als prostituee te werken. In Duitsland hebben eisers hieraan kunnen ontsnappen. Eisers worden echter op dit moment nog steeds bedreigd door de mensensmokkelaar en haar netwerk en de zus van eiseres is in Nigeria door deze groep mishandeld en bedreigd. Eisers zijn ook bang voor de mensensmokkelaar omdat zij voor hun vertrek met het haar van eisers juju-rituelen heeft uitgevoerd. Zij kan hen door middel daarvan nog steeds kwaad doen.
De bestreden besluiten
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de bedreigingen door vader en ooms;
3. eiser stelt christen te zijn; en
4. de problemen met de smokkelaar.
6.1.
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. de identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de genitale verminking; en
3. de problemen met de smokkelaar.
6.2.
De staatssecretaris acht bij zowel eiser als eiseres alleen de gestelde problemen met de smokkelaar niet geloofwaardig. De overige relevante elementen acht hij wel geloofwaardig.
6.3.
De staatssecretaris acht de geloofwaardig geachte relevante elementen onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat eisers moeten worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Deze relevante elementen zijn volgens de staatssecretaris ook onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat eisers bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM [3] .
Had de staatssecretaris eiser aanvullend moeten horen over zijn bekering en het vestigingsalternatief?
7. Anders dan eiser, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet gehouden was om eiser aanvullend te horen. Niet vanwege zijn bekering, maar ook niet in het kader van het tegengeworpen vestigingsalternatief. In dit verband verwijst de rechtbank opnieuw naar haar eerdere uitspraak van 23 december 2022. In die uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het (met bedreiging en mishandeling) proberen om een mens te dwingen aan sektarische rituelen deel te nemen en het (met gelijke middelen) proberen een mens te dwingen een leidende rol binnen een sekte te aanvaarden wel degelijk kan worden gezien als een vervolging om godsdienstige reden, maar dat de staatssecretaris gevolgd wordt in zijn standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria van zijn ooms te vrezen heeft voor herhaling van de mishandelingen en bedreigingen. Verder heeft de rechtbank in die uitspraak geoordeeld dat het standpunt van de staatssecretaris het niet noodzakelijk is voor eiser om terug te keren naar zijn geboortegrond en dat het onwaarschijnlijk is dat eiser door zijn ooms en netwerk opgespoord zal (kunnen) worden, verdedigbaar is. Tot slot heeft de rechtbank in diezelfde uitspraak geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich, als 32-jarige man, niet zonder zijn familie een bestaan kan verzekeren. Eisers en de staatsecretaris zijn tegen deze uitspraak niet in hoger beroep gegaan. Daarmee staat dat oordeel in rechte vast. Om die reden kan de beroepsgrond dat de staatssecretaris eiser aanvullend had moeten horen, dan wel dat onvoldoende duidelijk is hoe de bekering, de geboorte van zijn kind, de medische situatie van eisers en het gevaar voor represailles zijn betrokken bij het vestigingsalternatief niet slagen.
vrees voor mensensmokkelaars en vestigingsalternatief
8. Eisers voeren aan dat de staatssecretaris ten onrechte van mening blijft dat zij niet consistent verklaren en dat zij bij terugkeer geen vrees hoeven te hebben voor de mensensmokkelaars dan wel dat zij een vestigingsalternatief hebben. Voor wat betreft het niet consistent kunnen verklaren, hebben zij een brief overgelegd van hun behandelaar
[naam 3] , GZ-psycholoog van 22 juni 2023 (werkzaam bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht). In deze brief is onder meer te lezen dat eisers beiden (trauma)behandeling krijgen aangeboden en wekelijks ondersteunende gesprekken, maar dat rondom de geboorte van hun zoontje (in februari 2023) de (trauma)behandeling een aantal weken heeft stil gelegen. Verder valt in deze brief te lezen dat het aannemelijk is dat niet altijd eenduidig verklaard wordt, dat het hebben van concentratieproblemen een symptoom is van PTSS is en dat uit onderzoek is gebleken dat PTSS een negatieve invloed kan hebben op concentratie en geheugen. Ten aanzien van hun vrees voor de mensensmokkelaars verwijzen eisers naar het Algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023; in het bijzonder naar paragraaf 6.3 waarin staat dat slachtoffers van mensenhandel het risico lopen op represailles. Eisers stellen verder dat niet in geschil is dat zij in aanraking zijn gekomen met mensensmokkelaars en dat zij het slachtoffer zijn van (seksuele) uitbuiting. Gelet op de informatie uit het hiervoor genoemde ambtsbericht, stelt de staatssecretaris ten onrechte dat zij een vestigingsalternatief hebben, aldus eisers.
8.1.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat de rechtbank in de onder 2.2. genoemde uitspraak al een oordeel heeft gegeven over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met de mensensmokkelaars. De rechtbank heeft in die uitspraak geoordeeld dat de staatssecretaris van de verklaringen van eiseres uit mocht gaan en daarmee de tegenstrijdigheden in haar verklaringen en de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen onderling mocht tegenwerpen. Verweerder heeft bovendien voldoende rekening gehouden met de medische beperkingen zoals die in het MediFirst-advies van 9 december 2021 naar voren komen en eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat het onderzoek van MediFirst niet deugdelijk is geweest. Verder heeft de rechtbank in haar uitspraak van 23 december 2022 geoordeeld dat de staatssecretaris de stukken die door eisers zijn overgelegd terecht onvoldoende heeft geacht om te kunnen concluderen dat zij problemen hebben met en te vrezen hebben voor de mensensmokkelaar. Uit de uitspraak volgt dat de problemen met de mensensmokkelaar niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Eisers en de staatssecretaris hebben beiden geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Dit betekent dat dit oordeel in rechte vaststaat. De verklaring van de behandelaar van eisers van 22 juni 2023, waarin staat dat, gezien de spanningen die de gehoren bij beiden oproepen, het aannemelijk is dat er niet altijd eenduidig verklaard wordt, dat concentratieproblemen een symptoom van PTSS is en dat uit onderzoek bekend is dat PTSS een negatieve invloed kan hebben op concentratie en geheugen, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel dan reeds in rechte vaststaat. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat uit deze verklaring niet volgt dat eisers ten tijde van de gehoren niet in staat waren om coherent en consistent te verklaren. Ook volgt uit de verklaring van de GZ-psycholoog niet dat eiseres niet met in achtneming met de door MediFirst aangenomen beperkingen gehoord had kunnen worden. De brief van de psycholoog is daarmee niet alsnog een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan het advies van MediFirst. Omdat de gestelde problemen met de mensensmokkelaar niet aannemelijk zijn geacht, kan het beroep van eisers op de inhoud van paragraaf 6.3. van het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van januari 2023 ook niet slagen. De beroepsgrond dat de staatssecretaris ten onrechte nog steeds geen geloof hecht aan de problemen met de mensensmokkelaar en dat hij om die reden ook ten onrechte uitgaat van een vestigingsalternatief, slaagt dus niet.
Heeft de staatssecretaris kunnen overwegen dat eiseres niet onder het traumatabeleid valt?
9. Het zogenaamde Traumatabeleid is neergelegd in paragraaf C2/3.3 van de Vc 2000. In dit beleid is onder meer bepaald dat de vreemdeling zelf in zijn verklaringen aannemelijk moet maken dat sprake is geweest van een traumatische gebeurtenis en dat die traumatische gebeurtenis in relatie tot de feitelijke situatie in het land van herkomst reden is geweest voor het vertrek uit het land van herkomst. Volgens het beleid ligt de bewijslast hiervoor bij de vreemdeling. De staatssecretaris neemt het causale verband tussen traumatische gebeurtenis en de reden van vertrek aan als de vreemdeling binnen zes maanden na de traumatische gebeurtenis het land van herkomst heeft verlaten. Uitzondering hierop is de situatie dat de vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat er een verband is tussen de traumatische gebeurtenis en het vertrek uit het land van herkomst en de vreemdeling buiten zijn schuld niet in staat is geweest om het land van herkomst binnen de termijn van zes maanden te verlaten.
9.1.
De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat, nog daargelaten dat de gedwongen genitale verminking en daaropvolgende miskraam, hoe ingrijpend ook, (de rechtbank leest: niet) beschouwd kan worden als een eerdere confrontatie met wandaden, eiseres niet aan de voorwaarden genoemd in paragraaf C2/3.3 van de Vc 2000 voldoet. Hoewel de rechtbank eiseres volgt in haar stelling dat zij gedurende de procedure heeft aangegeven tevens haar land van herkomst te hebben verlaten uit angst om opnieuw besneden te worden door haar schoonfamilie, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat eiseres het causale verband tussen de gestelde traumatische gebeurtenis (de eerdere besnijdenis in 2013) en de reden van vertrek niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank neemt hierbij het volgende in aanmerking. Niet in geschil is eiseres niet binnen zes maanden na haar gedwongen besnijdenis uit Nigeria is vertrokken. Na de gedwongen besnijdenis door de familie van eiser in 2013 is zij nog lange tijd samen met eiser bij haar schoonfamilie in Nigeria gebleven. Eisers zijn pas in juli 2016 uit Nigeria vertrokken. Verder heeft de staatssecretaris in zijn overwegingen kunnen betrekken dat eiseres ook heeft verklaard dat de directe reden van vertrek gelegen is in de problemen van haar man met zijn familie en dat eiseres in het nader gehoor heeft verklaard dat zij niet eerder zijn vertrokken omdat zij toen nog geen bestemming hadden (pg 19/23). Van een situatie dat sprake is van een vreemdeling die buiten zijn schuld niet in staat is geweest om het land van herkomst binnen de termijn van zes maanden te verlaten is geen sprake. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris terecht het standpunt ingenomen dat eiseres niet aan de voorwaarden voor het traumatabeleid voldoet. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres haar vrees om opnieuw besneden te worden aannemelijk gemaakt?
10. In de onder 2.2. genoemde uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat de staatssecretaris nader dient te onderzoeken of eiseres bij terugkeer wederom het risico loopt om aan genitale verminking onderworpen te worden door haar schoonfamilie. De enkele verwijzing naar informatie over vrouwenbesnijdenis uit het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021 was volgens de rechtbank onvoldoende om te concluderen dat eiseres bij terugkeer niet het risico loopt om opnieuw besneden te worden door haar schoonfamilie. De staatssecretaris diende zijn standpunt hierover nader te motiveren. Anders dan eiseres, is de rechtbank van oordeel dat uit meergenoemde uitspraak van deze rechtbank van 23 december 2022 niet volgt dat eiseres op dit punt opnieuw gehoord had moeten worden. Nader onderzoek door verweerder kan ook op een andere wijze plaatsvinden en dat verweerder eiseres zou moeten horen blijkt uit die uitspraak niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft voldaan aan de opdracht van de rechtbank. In dit verband neemt de rechtbank in aanmerking dat de staatssecretaris weliswaar opnieuw heeft verwezen naar het Algemeen Ambtsbericht Nigeria van maart 2021, maar dat hij
– anders dan hij in de eerdere procedure heeft gedaan – met die informatie nader heeft gemotiveerd dat en waarom eiseres haar vrees niet aannemelijk heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft er in dit verband niet ten onrechte op gewezen dat het zeldzaam is dat vrouwen die reeds besneden zijn een tweede keer in een zwaardere vorm worden besneden, maar dat het kan voorkomen. Uit het ambtsbericht volgt dat dit voorkomt bij vrouwen bij de Ikwo in de deelstaat Ebony als onderdeel van een initiatieritueel, met name wanneer zij het huwelijk ingaan. Eiseres behoort echter tot een andere bevolkingsgroep; de Edo en zij is afkomstig uit een ander deelstaat. Verder heeft de staatssecretaris overwogen dat de vrees van eiseres om opnieuw slachtoffer te worden van besnijdenis niet aannemelijk is omdat eiseres al geruime tijd getrouwd is met eiser en zij samen ook al een kind hebben, terwijl besnijdenis bij de Edo hoofdzakelijk een initiatierite is die jonge meisjes voorbereidt op het vrouw zijn en het huwelijk. Verder heeft de staatssecretaris bij zijn beoordeling kunnen betrekken dat eiseres heeft verklaard dat er geen contact is met de familie van haar man en dat hun verklaringen dat zij na hun vertrek nog zijn lastiggevallen door de familie van eiser niet aannemelijk zijn. Verder heeft de staatssecretaris, onder verwijzing naar de eerdere uitspraak van deze rechtbank van 23 december 2022, niet ten onrechte overwogen dat het niet noodzakelijk is voor eisers om terug te keren naar Agbor, de plaats waar eiser vandaan komt, dat het onwaarschijnlijk is dat eisers door de oom van eiser en zijn netwerk opgespoord zullen worden en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich als 32 jarige man, thans 33 jaar, niet zonder zijn familie een bestaan kan verzekeren en dat daarom sprake is van een vestigingsalternatief. De beroepsgrond slaagt niet.
Had de staatssecretaris eisers uitstel van vertrek moeten verlenen op grond van artikel 64 van de Vw 2000?
11. In het bestreden besluit van eiseres heeft de staatssecretaris, onder verwijzing naar het advies van BMA [4] van 23 december 2022 overwogen dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek als bedoeld in artikel 64 van de Vw 2000. In dit verband heeft de staatssecretaris er op gewezen dat uit het BMA-advies van 23 december 2022 volgt dat eiseres niet in staat wordt geacht te reizen tot zes weken na haar bevalling, maar dat eiseres inmiddels (op 8 februari 2023) is bevallen van een zoon. Andere belemmeringen om te kunnen reizen worden in het BMA-advies van 23 december 2023 niet genoemd. Omdat de bevalling van de zoon van eiseres op het moment van het bestreden besluit al meer dan zes weken geleden was, heeft de staatssecretaris hierin in elk geval geen aanleiding hoeven zien om eiseres uitstel van vertrek te verlenen. Verder heeft de staatssecretaris niet ten onrechte overwogen dat uit het BMA-advies van 23 december 2022 verder geen belemmeringen om te kunnen reizen volgen en eiseres niet heeft aangetoond dat de medische situatie wezenlijk is veranderd, zodat er geen reden is om niet uit te gaan van het BMA-advies van 23 december 2022. Het BMA-advies was bovendien op het moment van het bestreden besluit nog geen zes maanden oud. In de in beroep overgelegde verklaring van de behandelaar van eisers heeft de staatssecretaris geen reden hoeven zien om ten aanzien van eiseres opnieuw het BMA te vragen een advies te vragen. Immers uit het BMA-advies van 23 december 2022 blijkt al dat informatie van de behandelaars van eiseres betrokken is bij het besluit en dat zij onder behandeling staat vanwege PTSS, maar die klachten leidden volgens het BMA niet tot een medische noodsituatie. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de brief van de behandelaar van eiseres van juni 2023 niet blijkt van nieuwe informatie over de medische situatie van eiseres. Dat de behandelaar van eiseres zich op het standpunt stelt dat medische behandeling niet voorhanden is in Nigeria, maakt niet dat sprake is van een concreet aanknopingspunt voor twijfel aan de inhoud van het BMA-advies. De behandelaar heeft daarmee een waardeoordeel gegeven over een onderwerp dat buiten haar deskundigheid en verantwoordelijkheid ligt. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2020. [5]
11.1.
In het bestreden besluit van eiser heeft de staatsecretaris niet ambtshalve aan artikel 64 van de Vw 2000 getoetst. In beroep heeft eiser een brief overgelegd van zijn behandelaar [naam 3] , GZ-psycholoog van het Transcultureel FACT-team van Veldzicht van 22 juni 2023. Ter zitting heeft de staatssecretaris gesteld dat hij niet eerder dan drie dagen voor de behandeling van het beroep op zitting op de hoogte was van medische klachten bij eiser. Om die reden bestond er voor hem geen aanleiding om het BMA te vragen een advies uit te laten brengen en bestond er ook geen aanleiding om ambtshalve aan artikel 64 van de Vw 2000 te toetsen. De rechtbank is met de staatsecretaris van oordeel dat eiser in strijd met de goede procesorde heeft gehandeld door pas zo kort voor de zitting medische informatie te overleggen, terwijl uit die medische informatie blijkt dat eiser in elk geval al vóór de geboorte van zijn zoon, en dus ook vóór het bestreden besluit, samen met eiseres onder behandeling stond in Veldzicht. Aanhouding van de behandeling van dit beroep om de staatssecretaris in de gelegenheid te stellen om het BMA te vragen alsnog onderzoek te doen naar de medische klachten van eiser, zal leiden tot een ontoelaatbare vertraging in de afdoening van de zaak. Om die reden zal de brief van behandelaar [naam 3] , voor wat betreft de medische problemen van eiser, buiten beschouwing worden gelaten. Zoals de staatssecretaris terecht heeft gesteld, staat het eiser vrij om een afzonderlijke aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 in te dienen.

Conclusie en gevolgen

12. De staatssecretaris heeft de aanvragen terecht afgewezen als ongegrond.
De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de bestreden besluiten in stand blijven. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.NL22.12760
2.De Vreemdelingencirculaire 2000
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Bureau Medische Advisering