ECLI:NL:RBDHA:2023:12714

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt de rechtmatigheid van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is op 2 juni 2023 opgelegd en is onderwerp van een vervolgberoep. De rechtbank heeft eerder, op 19 juni 2023, al een uitspraak gedaan over deze maatregel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waartegen eiser zich heeft verzet. De zitting vond plaats op 15 augustus 2023, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser had betoogd dat hij rechtmatig verblijf heeft in Spanje en dat de staatssecretaris hem had moeten bevelen zich naar Spanje te begeven. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk rechtmatig verblijf heeft in Spanje. De documenten die eiser heeft overgelegd, zijn onvoldoende om zijn stelling te onderbouwen. De staatssecretaris heeft bovendien navraag gedaan bij de Spaanse autoriteiten, waaruit blijkt dat eiser niet voorkomt in hun systemen.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22447

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 22 augustus 2023 tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. K. Nuninga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 2 juni 2023 en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 19 juni 2023. [1]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overlegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit
oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
5. Uit de uitspraak van 19 juni 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 13 juni 2023) rechtmatig is.
Had de staatssecretaris eiser moeten bevelen zich naar Spanje te begeven?
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem had moeten bevelen zich naar Spanje te begeven, dan wel hem had moeten overdragen aan de Spaanse autoriteiten. Eiser betoogt dat hij rechtmatig verblijf heeft in Spanje en dat hij een procedure is gestart om een verblijfstitel te krijgen op basis van verblijf bij zijn partner. Onderdeel van deze Spaanse procedure is dat eiser zich eerst moet inschrijven op een vaste verblijfplaats voordat hij een officiële aanvraag voor een verblijfstitel kan doen, aldus eiser. Eiser betoogt dat de staatssecretaris dit had kunnen weten als hij meer onderzoek had gedaan. Eiser heeft de volgende documenten overgelegd om zijn rechtmatig verblijf in Spanje te onderbouwen: een vertaalde verklaring van de zorgverzekering, een vertaalde notariële akte en een onvertaald Spaans document. Deze stukken zijn op 26 en 28 juli 2023 doorgestuurd aan de Dienst Terugkeer & Vertrek. De voortduring van de inbewaringstelling was vanaf één van die datums onrechtmatig en had volgens eiser toen opgeheven moeten worden.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank begrijpt het betoog van eiser zo dat hij stelt dat artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 vanaf 26 en/of 28 juli 2023 niet langer de juiste grondslag was voor de inbewaringstelling, gelet op het gestelde rechtmatige verblijf in Spanje. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk rechtmatig verblijf heeft in Spanje. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de enkele stelling dat hij in Spanje een partner heeft en een officiële aanvraag tot verblijf gaat doen onvoldoende is om rechtmatig verblijf aan te nemen. De vertaalde notariële akte, verklaring van de zorgverzekering en het onvertaalde document, doen daaraan niet af. Zijn gestelde rechtmatig verblijf vloeit namelijk niet voort uit deze documenten. Ook blijkt uit de voortgangsrapportage van 7 augustus 2023 dat de staatssecretaris op 31 juli 2023 de overlegde documenten van eiser heeft doorgestuurd naar het Grenscoördinatie centrum (GGC) om navraag te doen over de verblijfsstatus van eiser in Spanje. Het GGC heeft aangegeven dat eiser niet voorkomt in de systemen van de Spaanse autoriteiten. Er bestaat geen aanleiding om meer van de staatssecretaris te verwachten. Tot slot blijkt uit de uitspraak van 19 juni 2023 en uit het ‘proces-verbaal van gehoor’ van 2 juni 2023 dat eiser zelf heeft verklaard dat hij geen rechtmatig verblijf heeft binnen de Europese Unie.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgrond, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [3]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het voortduren van de inbewaringstelling van eiser rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiser hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El Amrani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 19 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8892.
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.