In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen aanmaningskosten van € 8 die aan eiser in rekening waren gebracht voor een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser stelde dat hij de naheffingsaanslag niet had ontvangen en dat de aanmaningskosten ten onrechte waren opgelegd. Tijdens de zitting op 9 augustus 2023 verklaarde verweerder dat de aanmaningskosten feitelijk al waren komen te vervallen, maar dat eiser daarover niet was geïnformeerd. De rechtbank oordeelde dat de aanmaningskosten vernietigd moesten worden en verklaarde het beroep gegrond. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 150, en diende verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50 te vergoeden. De rechtbank overwoog dat de bijzondere omstandigheden, waaronder het geringe belang van € 8 en de standaardteksten in de processtukken, een hogere vergoeding niet rechtvaardigden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.