Beoordeling door de rechtbank
2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij homoseksueel is. Hij heeft verklaard dat hij en zijn partner [A] in het huis van zijn oom, door een vriendin van zijn oom zijn betrapt terwijl zij seks hadden. Hij is toen mishandeld door omstanders. Vervolgens is hij het huis van zijn oom ontvlucht en heeft hij enige tijd bij een kennis verbleven. Deze heeft hem uiteindelijk geholpen om Nigeria te verlaten.
Eerdere rechtbankuitspraak
3. De staatssecretaris heeft eerder een besluit genomen op deze asielaanvraag, namelijk op 24 juni 2021. Ook toen heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld, en dit beroep heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond,1 bij uitspraak van 21 december 2021 gegrond verklaard. De rechtbank heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden
met het referentiekader van eiser, zoals zijn opleiding, leeftijd, cultuur en afkomst. Hoewel de staatssecretaris wel heeft betoogd dat hij hiermee rekening heeft gehouden, bleek dit volgens de rechtbank onvoldoende uit het besluit. Het besluit bevat daarom een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Verder heeft de rechtbank nog geoordeeld dat de staatssecretaris de relatie van eiser met een Nederlandse man bij zijn besluitvorming had moeten betrekken en hierover een weloverwogen standpunt had moeten innemen.
4. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Homoseksuele gerichtheid;
- Problemen als gevolg van homoseksuele gerichtheid.
De staatssecretaris heeft het eerste element geloofwaardig geacht en de andere twee elementen ongeloofwaardig. Allereerst heeft de staatssecretaris overwogen dat hij het referentiekader bij het horen en beslissen in acht heeft genomen. Er zijn voldoende pauzes gehouden, vragen zijn herhaald en er is uitleg gegeven. Ook is er gesproken over rekening houden met de culturele achtergrond en het opleidingsniveau van eiser. De staatssecretaris stelt dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzicht heeft gegeven in de ontdekking en de verdere ontwikkeling van zijn homoseksuele gerichtheid, en over zijn persoonlijke beleving hierbij. Hij heeft hierover algemene en vage verklaringen afgelegd. Eiser is een volwassen man en van hem mag op dit punt meer worden verwacht. Hij heeft algemeen en vaag verklaard op vragen over hoe hij er achter kwam dat hij op mannen viel en sinds wanneer hij wist dat hij meer gevoelens voor jongens dan voor meisjes had. Ook heeft hij vaag, algemeen en niet inzichtelijk verklaard over hoe zijn religie zich voor hem verhoudt tot zijn homoseksuele gerichtheid. Verder heeft eiser onvoldoende over zijn huidige en voorgaande relaties verklaard. Hij heeft onvoldoende op persoonlijke wijze inzichtelijk gemaakt hoe het tot een relatie met [A] is gekomen. Hij heeft wel aangegeven hoe hij het vond toen hij wel over zijn gevoelens kon spreken met zijn vriend [A] , maar hij heeft niet duidelijk gemaakt wat er door hem heenging op dat moment. Eiser heeft ook niet inzichtelijk gemaakt welke gevoelens bij hem opkwamen toen hij zich realiseerde dat zijn gevoelens voor [A] verboden en strafbaar waren. Over zijn huidige vriend [B] heeft hij slechts in algemene termen en grote lijnen verklaard, maar vanwege de lengte van hun relatie had mogen worden verwacht dat hij hier met meer diepgang over had kunnen verklaren. Eiser wordt tegengeworpen dat hij geen weet heeft van de LHBTI-organisaties in Nigeria. Dat eiser in Nederland wel naar bijeenkomsten gaat en contact heeft met meerdere organisaties die de belangen van de LHBTI behartigen, is op zichzelf onvoldoende om zijn geaardheid aannemelijk te maken. Omdat de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig wordt geacht, worden ook de problemen die hij vanwege deze geaardheid stelt te hebben gehad niet geloofwaardig geacht. Ook vindt de staatssecretaris hierbij niet geloofwaardig dat eiser en [A] uitgerekend deze keer geen maatregelen hadden genomen om niet betrapt te worden. Het geloofwaardig geachte element identiteit, nationaliteit en herkomst leidt niet tot de conclusie dat eiser als vluchteling moet worden gezien of een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag betreffende de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daarom heeft de staatssecretaris de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris het referentiekader onvoldoende heeft betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. De staatssecretaris heeft in het besluit slechts een aantal punten over zijn opleiding, leeftijd, cultuur en afkomst benoemd en dat gekoppeld aan de manier waarop er gehoord is. Dit zegt echter niets over op welke manier het referentiekader kenbaar is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid. Daarbij komt dat een aantal dingen niet eens genoemd zijn in het besluit, zoals de leeftijd van eiser, zijn opleiding, zijn religie en in wat voor omgeving hij is opgegroeid. Eiser komt uit een land waar een taboe heerst op homoseksualiteit, waardoor op dat punt minder van zijn verklaring mag worden verwacht. Dat hij zich prettig voelt tijdens een gehoor, betekent nog niet dat hij gemakkelijk gedetailleerd over gevoelige onderwerpen kan praten. Over de leeftijd merkt eiser op dat hij nog jong was toen hij zijn eerste ervaringen met betrekking tot zijn seksualiteit opdeed, en dat het dan logisch is dat hij dingen anders beleeft dan volwassenen. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), waaruit blijkt dat de omstandigheid dat een vreemdeling inmiddels volwassen is, niet betekent dat hij beter moet kunnen uitleggen wat de worsteling destijds is geweest.2
6. Uit Werkinstructie 2019/17 volgt dat de staatssecretaris bij het gehoor en de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas rekening moet houden met het referentiekader van de vreemdeling, zoals opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur en afkomst. Dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de geloofwaardigheid rekening dient te houden met de culturele achtergrond van de vreemdeling volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling van 6 februari 2020.3
7. De staatssecretaris heeft in het voornemen, wat is overgenomen in het besluit, opgenomen hoe de jeugd van eiser in Nigeria is verlopen en dat uit het medisch advies van FMMU slechts volgt dat hij moeite heeft met het benoemen van data over zijn asielrelaas. De staatssecretaris stelt vervolgens dat bij het horen en beslissen het voornoemde referentiekader in acht is genomen. Tijdens de gehoren is regelmatig een pauze aan eiser aangeboden, hij heeft voldoende de tijd gekregen om data terug te halen, er zijn vragen herhaald en er is extra uitleg gegeven als een vraag niet werd begrepen of geen antwoord werd gegeven op de vraag. Ook is met eiser in het aanvullende gehoor expliciet gesproken over het rekening houden met zijn culturele achtergrond en opleidingsniveau. In het nader gehoor en het aanvullend gehoor is verder met eiser gesproken over het praten over zijn gevoelens en gedachten omtrent zijn geaardheid, en heeft hij aangegeven daar geen stress over te hebben. Ook is aan eiser gevraagd hoe het voor hem is om vanuit zijn culturele achtergrond te praten over zijn geaardheid, en heeft eiser verklaard dat hij zich hier prettig en veilig bij voelt. Tot slot heeft eiser aan het einde van de gehoren verklaard dat hij tevreden is over de gehoren.
8. De rechtbank is van oordeel dat mede gezien deze uitleg, de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser. De staatssecretaris heeft er voldoende rekening mee gehouden in de gehoren, en hier ook naar verwezen in het voornemen. Hier heeft eiser in de zienswijze niets over naar voren gebracht, waardoor de staatssecretaris in het besluit op dit punt naar het voornemen heeft kunnen verwijzen. Verder
heeft eiser zelf in het gehoren duidelijk aangegeven dat hij geen moeite heeft om over zijn geaardheid te verklaren, dat hij het vertrouwen heeft dat hij hierover kan verklaren en dat het geen problemen oplevert. Dat eiser uit een land komt waar een taboe heerst op homoseksualiteit, had de staatssecretaris gelet op deze verklaring van eiser minder van belang mogen achten. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser in zijn beroepsgronden en op zitting niet concreet heeft gemaakt met welke punten van zijn achtergrond te weinig rekening is gehouden. Hij blijft hierbij hangen in algemeenheden, zoals zijn opleiding en in wat voor omgeving hij is opgegroeid, maar maakt niet duidelijk in welk opzicht dit zijn verklaringen heeft beïnvloed. De rechtbankuitspraken die eiser genoemd heeft, gaan over andere situaties en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem relevant is. Over zijn leeftijd heeft hij duidelijker gemotiveerd in welk opzicht de staatssecretaris hier meer rekening mee had moeten houden. De rechtbank is echter van oordeel dat de staatsecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de leeftijd van eiser. De staatssecretaris heeft mogen stellen dat de leeftijd van eiser destijds geen reden is om niet van hem te mogen verwachten dat hij op dit moment uitgebreider en gedetailleerder kan verklaren over zijn gedachten toen hij besefte dat hij niet op meisjes viel. Hierbij acht de rechtbank mede van belang dat eiser in zijn gehoren ook heeft verklaard dat hij pas echt zijn gevoelens voor mannen ontdekte toen hij een relatie met [A] kreeg. Op dat moment was hij volgens zijn eigen verklaring 18 jaar oud. Gelet op die leeftijd had de staatssecretaris mogen verwachten dat eiser meer kon verklaren over zijn gevoelens op dat moment. Bovendien had de staatssecretaris over de voorafgaande periode meer uitgebreide verklaringen mogen verwachten dan eiser nu heeft afgelegd. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiser voert daarnaast aan dat de staatssecretaris zijn homoseksuele geaardheid ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser weet niet meer precies vanaf wanneer hij op mannen viel, alleen dat hij zich altijd al anders voelde. Dat is niet onlogisch of ongeloofwaardig. Het gebrek aan vrouwen in zijn omgeving heeft bijgedragen aan zijn gevoelens voor mannen. De staatssecretaris heeft niet uitgelegd waarom van hem niet verwacht kan worden dat hij automatisch meer naar mannen trekt of beter met hen kan omgaan. Verder vindt eiser niet dat hij onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke beleving, mede in het licht van zijn leeftijd destijds. Hij heeft hier verschillende dingen over verklaard, bijvoorbeeld dat hij het prettig en gezellig vond met [A] en dat hij gevoelens voor mannen heeft binnen in zichzelf, dat het gevoel in zijn lichaam zat en dat hij blijheid voelde. Daarnaast voert eiser aan dat hij, in tegenstelling tot wat de staatssecretaris stelt, wel heeft nagedacht over de consequenties van zijn geaardheid, maar dit niet betekent dat hij daardoor zijn gevoelens beter kan uiten. De staatssecretaris had niet mogen verwachten dat hij voor [A] met iemand over zijn gevoelens had gesproken. Voor [A] had hij geen vrienden, en al helemaal geen vrienden met wie hij over zijn geaardheid kon praten. De staatssecretaris heeft ook ten onrechte gesteld dat eiser geen inzicht heeft gegeven in hoe zijn religie zich verhoudt tot zijn geaardheid. Zo heeft hij verklaard dat god weet wie hij is en ook eiser heeft gemaakt. Daarnaast blijkt uit zijn verklaring dat hij niet kan zeggen dat hij niet zo is omdat hij christen is, dat hij accepteert wie hij is, dat hij zichzelf accepteert en rust heeft bij het feit dat hij homoseksueel is. Eiser wijst ook nog op een memorandum van WODC waaruit volgt dat LHBTI-asielzoekers vaak kampen met PTSS en daarom minder gedetailleerde verhalen vertellen. Dat bij eiser geen PTSS is vastgesteld, betekent niet dat het er niet is. Tot slot vindt eiser dat hij wel voldoende heeft verklaard over zijn eerdere en huidige relatie. Hij heeft duidelijk verklaard wanneer hij zich realiseerde dat hij gevoelens voor [A] kreeg, zoals dat hij rustig werd van hem,
dat het fijn was dat hij met hem over zijn geaardheid kon praten en dat [A] hem accepteerde zoals hij was. Over zijn huidige relatie met [B] voert eiser aan dat de staatssecretaris meer over deze relatie door had moeten vragen. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling.4
10. De wijze waarop de staatssecretaris een door een asielzoeker gestelde geaardheid moet beoordelen, is neergelegd in Werkinstructie 2019/17. Deze gaat ervan uit dat er geen standaard stappenplan wordt gehanteerd, maar dat de vreemdeling wel in de gelegenheid moet worden gesteld om aan de hand van een aantal thema’s te verklaren over zijn authentieke verhaal. Die thema's zijn: privéleven en omgeving, huidige en voorgaande relaties, contact met LHBTI/-organisaties in het land van herkomst en in Nederland, en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. De Afdeling heeft geoordeeld, dat er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling moet plaatsvinden van de verklaringen van de vreemdeling over deze thema’s. De staatssecretaris moet deze in samenhang bezien met de overige verklaringen en het eventueel overgelegd bewijsmateriaal.5
11. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende heeft verklaard over het thema privéleven en omgeving. Hij heeft onvoldoende verklaard over hoe hij tot de ontdekking kwam dat hij homoseksueel was, wat hij hier bij voelde en hoe deze gevoelens zich verder ontwikkelden. Over verklaringen als dat de gevoelens voor mannen in zijn lichaam zitten, hij dat niet kan veranderen en hij blijheid voelde, heeft de staatssecretaris mogen stellen dat deze te algemeen zijn. De staatssecretaris heeft terecht gesteld dat eiser vaag heeft verklaard over vanaf welk moment hij gevoelens voor mannen ontwikkelde. Eiser verklaart immers enerzijds dat hij al voordat hij [A] ontmoette wist dat hij gevoelens voor mannen had, maar als hierop wordt doorgevraagd verklaart hij dat hij deze gevoelens ontdekte toen hij [A] ontmoette. Eiser hoeft niet precies te weten wanneer deze gevoelens begonnen, maar de staatssecretaris mocht van hem wel verwachten dat hij duidelijker zou verklaren over of dit was toen hij [A] ontmoette of al ver daarvoor. Dat het gebrek aan vrouwen in de omgeving van eiser heeft bijgedragen aan zijn gevoelens voor mannen heeft de staatssecretaris niet ongeloofwaardig gevonden. De rechtbank leidt uit het besluit af dat het de staatssecretaris er om gaat dat dit onvoldoende antwoord is op de vraag hoe hij wist dat hij op mannen viel. Op deze vraag heeft eiser immers regelmatig geantwoord dat hij alleen maar met mannen omging in zijn kindertijd. Hiervan heeft de staatssecretaris mogen vinden dat het onvoldoende inzicht in de gevoelens van eiser geeft. Voor zover eiser stelt dat hier met betrekking tot het referentiekader een uitwerking plaats had moeten vinden, heeft eiser onvoldoende toegelicht in hoeverre de staatssecretaris dit had moeten doen.
12. Eiser voert aan dat het feit dat hij heeft nagedacht over de consequenties van zijn geaardheid, niet betekent dat hij daardoor zijn gevoelens beter kan uiten. De rechtbank overweegt hierover dat het er om gaat dat de staatssecretaris het uitgangspunt mag hanteren dat een vreemdeling die een seksuele gerichtheid als asielmotief aanvoert, zich op enig moment zal hebben gerealiseerd dat die gerichtheid in zijn land van herkomst niet wordt geaccepteerd of zelfs strafbaar is gesteld. Hij moet daarom kunnen verklaren wat die seksuele gerichtheid voor hem heeft betekend en welke invloed dit heeft gehad op de manier
waarop hij daaraan uiting heeft gegeven.6 De staatssecretaris heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser hier met zijn verklaringen onvoldoende inzicht in heeft gegeven. De rechtbank is het met eiser eens dat niet van hem mocht worden verwacht dat hij voordat hij [A] leerde kennen met iemand over zijn gevoelens had gesproken, nu hij stelt dat hij geen vrienden had voor die tijd en al helemaal geen vrienden waarmee hij dit kon bespreken. Dit is echter slechts een klein onderdeel van de geloofwaardigheidsbeoordeling, en de rechtbank vindt dan ook niet dat dit maakt dat de staatssecretaris het relaas niet ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De staatssecretaris heeft zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe zijn religie zich verhoudt tot zijn geaardheid. Als iemand een religie heeft waarin zijn geaardheid niet wordt geaccepteerd, dan mag je ervan uit gaan dat iemand hierover heeft nagedacht en daarom ook over zijn gevoelens hierbij kan verklaren. Over verklaringen als dat god eiser heeft gemaakt en dat eiser rust heeft bij het feit dat hij homoseksueel is, heeft de staatssecretaris mogen stellen dat hij hiermee onvoldoende inzicht in zijn gevoelens en denkproces hierbij heeft gegeven. Verder is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet verder in heeft hoeven gaan op het memorandum van WODC, waarin onder meer staat dat vreemdelingen met een LHBTI-achtergrond regelmatig kampen met PTSS. Eiser heeft immers niet verder onderbouwd dat dit voor hem het geval is. Dit blijkt ook niet uit het medisch advies van FMMU. De staatssecretaris heeft zich dus niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende heeft verklaard over het thema privéleven en zijn gevoelens hierbij.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn persoonlijke beleving bij zijn relaties met [A] en [B] . Over waarom eiser [A] leuk vond heeft hij bijvoorbeeld verklaard “
Ik vind [A] iemand die eerlijk is. Hij is lief, hij is rustig. Hij zoekt geen problemen. Dat is de kern van waarom ik hem heel leuk en bijzonder vind. Hij is aardig.” Op de vraag op welk moment eiser merkte dat hij gevoelens voor [A] kreeg, heeft eiser geantwoord dat hij goed heeft nagedacht na die vragen die [A] hem stelde en dat hij toen geen probleem had met dat voorstel omdat hij geen andere vriend had en hij een lieve en aardige jongen is. De staatssecretaris heeft hierover mogen stellen dat eiser met deze verklaringen onvoldoende op persoonlijke wijze inzichtelijk heeft gemaakt hoe het tot een relatie met [A] is gekomen en hoe hij dit heeft ervaren. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris niet meer door had hoeven doorvragen over zijn relatie met [B] . De staatssecretaris heeft hier voldoende vragen over gesteld om eiser in de gelegenheid te stellen te verklaren over hun relatie en over zijn gevoelens voor [B] . De staatssecretaris heeft zich vervolgens op het standpunt mogen stellen dat deze verklaringen onvoldoende zijn om zijn homoseksuele geaardheid te ondersteunen. Eiser heeft bijvoorbeeld over de relatie verklaard “
Het is iemand met wie ik blij ben, mijn zekerheid en vrijheid is daar (…) Ik ben niet bang voor de politie als ik bij hem ben en hij is een goed persoon. Mijn gedachten zijn rustig bij hem.”En op de vraag wat [B] bijzonder maakt
“Hij is aardig. Hij is iemand die mij goed advies geeft in verband met mijn verleden. Hij zorgt ook voor mij als iemand waar hij van houdt. Hij geeft mij rust om het verleden te vergeten.”De staatssecretaris heeft mogen stellen dat deze verklaringen te algemeen zijn en onvoldoende inzicht geven in de persoonlijke beleving van de relatie van eiser met [B] . De rechtbank vindt niet dat de staatssecretaris, mede omdat in het gehoor om het V-nummer van [B] is gevraagd, meer onderzoek had moeten doen naar de relatie van eiser en [B] . Het is immers aan
eiser om zijn asielrelaas aannemelijk te maken.
Problemen als gevolg van homoseksuele gerichtheid
14. Eiser betoogt tot slot dat de staatssecretaris zich ten onrechte niet heeft uitgelaten
over het litteken op zijn hoofd dat eiser heeft overgehouden aan de mishandeling. Het litteken is in het aanmeldgehoor, het nader gehoor en in het medisch rapport genoemd. De staatssecretaris had daarom op grond van Werkinstructie 2016/4 moeten onderzoeken of dit medisch steunbewijs is.
15. De rechtbank volgt eiser dat de staatssecretaris ten onrechte niet is ingegaan op het litteken op het hoofd van eiser en op de vraag of dit zijn problemen met zijn homoseksuele geaardheid zou kunnen ondersteunen. Eiser heeft in het nader gehoor verklaard dat hij een litteken heeft overgehouden aan de mishandeling als gevolg van de betrapping en toen heeft de rapporteur ook opgeschreven dat hij het litteken heeft gezien. Ook in het aanvullend gehoor heeft eiser hierover verklaard. Gezien deze omstandigheden had de staatssecretaris in het besluit moeten motiveren waarom hij ondanks dat litteken vindt dat de problemen met de homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig zijn en een forensisch medisch onderzoek dan ook niet relevant is geacht. Dat eiser hier in de zienswijze niets over naar voren heeft gebracht staat hier niet aan in de weg, omdat de gehoren voldoende aanleiding gaven om hier een standpunt over in te nemen. Er is dan ook sprake van een motiveringsgebrek. Op zitting heeft de staatssecretaris wel gemotiveerd waarom het litteken niet maakt dat het relaas geloofwaardig is. De staatssecretaris heeft toegelicht dat het relaas al op twee punten geloofwaardig is, namelijk met betrekking tot eisers geaardheid en de problemen. Dan is het evident dat het litteken niet maakt dat hij wel wordt geloofd. Het litteken kan namelijk op veel verschillende manieren zijn ontstaan en eiser heeft geen medische rapportage overgelegd waaruit volgt dat het niet anders kan dan dat het litteken het gevolg is van de mishandeling zoals eiser heeft verklaard. De rechtbank kan deze motivering volgen. Zij ziet hierin aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) omdat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad.