ECLI:NL:RBDHA:2023:12655

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank oordeelt dat verweerder Spanje verantwoordelijk acht voor de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door gebruik te maken van een niet-beëdigde tolk, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft toegelicht waarom dit noodzakelijk was. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de tolk niet heeft verstaan of dat zijn verhaal onvoldoende naar voren is gebracht.

Daarnaast voert eiser aan dat de opvang in Spanje ondermaats is, met verwijzing naar het AIDA-rapport. De rechtbank stelt vast dat verweerder in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, en dat eiser niet heeft aangetoond dat dit in zijn geval niet kan. De rechtbank concludeert dat de argumenten van eiser niet opwegen tegen de verantwoordelijkheden die Spanje heeft in het kader van de Dublinverordening.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, en is openbaar gemaakt op 8 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.19781
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V nummer] ,
(gemachtigde: mr. M.R.F. Berte), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S.H.M. Maas).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, mr. C.J. Ohrtmann. Omdat er geen tolk aanwezig was, is de zaak aangehouden. De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. P.H. Hillen als waarnemer van de gemachtigde van eiser, G. Ali als tolk (telefonisch) en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat verweerder Spanje verantwoordelijk acht voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
Niet-beëdigde tolk bij het aanmeldgehoor
5. Eiser voert aan dat onzorgvuldig is dat verweerder gebruik heeft gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Verweerder had voldoende tijd om een tolk te vinden. Daarnaast is er een groot aantal tolken in de Arabisch (Jemenitische) taal, waar eiser ook een onderbouwing van heeft overgelegd. Dat er sprake was van spoed wordt door eiser niet gevolgd, omdat verweerder over zijn eigen termijn van veertien dagen heen gaat. Niet is in te zien waarom het gehoor niet op een ander moment kon plaatsvinden, als er dan wel een tolk beschikbaar zou zijn. Verder heeft verweerder geen verklaring van niet-levering overgelegd. Daarom is het niet aannemelijk dat ze een beëdigde tolk hebben gezocht. Verweerder had kunnen aanpassen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Het is vaste rechtspraak dat artikel 28, derde en vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) wat betreft de motivering geen andere eis stelt dan dat verweerder de reden voor het gebruikmaken van een niet-registertolk uiterlijk in het besluit schriftelijk vastlegt en dat deze reden één van de in het derde lid vermelde redenen moet zijn. Verweerder heeft uitgelegd dat een registertolk niveau 1 of 2 niet tijdig beschikbaar was en dat, gelet op de vereiste spoed die voortvloeit uit de aard en de termijnen van de Dublinprocedure, daarom is gekozen voor een niet-beëdigde tolk. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende toelichting gegeven op het niet beschikbaar zijn van een registertolk en de vereiste spoed van de procedure. Dat verweerder over zijn eigen termijn van veertien dagen heen gaat, maakt niet dat er geen sprake meer is van spoed, gezien de benodigde voortvarendheid in de hele procedure. Dit maakt ook dat verweerder niet gehouden is om met de planning van het gehoor te wachten totdat er een registertolk beschikbaar is of komt. De benodigde regie van de zijde van verweerder zou daarmee verloren gaan. Daarnaast is niet gebleken dat eiser de tolk niet heeft verstaan of zijn verhaal onvoldoende naar voren heeft kunnen brengen. Hij geeft in het begin van het aanmeldgehoor aan dat hij de tolk kan verstaan en aan het einde van het aanmeldgehoor geeft eiser aan dat hij de tolk heeft begrepen. Hij heeft verder geen opmerkingen over de tolk. De beroepsgrond slaagt niet.
Opvang
7. Eiser voert aan dat de opvang in Spanje ondermaats is, in het bijzonder in Madrid. Eiser verwijst hierbij naar het AIDA rapport van Spanje van april 2023, update 2022, met name pagina’s 64 en 65. Verweerder kan daarom ten aanzien van Spanje niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. Mocht eiser toch overgedragen worden, dan verzoekt eiser om hem niet via Madrid over te dragen aan Spanje. Daarnaast voert eiser aan dat de uitspraken van de Afdeling over het interstatelijk vertrouwensbeginsel te weinig inhoudelijk oordeel bevatten, omdat ze verwijzen naar hun eerdere uitspraken. Ook in deze zaak heeft de Afdeling verwezen naar de eerdere uitspraak over Spanje.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Dit is bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 8 juli 20211 en van 27 januari 20232. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.

1.ECLI:NL:RVS:2021:1481.

9. Het AIDA-rapport van Spanje, update 2021, is betrokken bij de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2023. Het AIDA-rapport update 2022 bij de uitspraak van 24 juli 20233. De rechtbank is van oordeel dat ook het meer recente AIDA-rapport van april 2023, update 2022, geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie in Spanje dan de eerdere update. Vermeld is dat de problemen uit 2019 en 2020 zich ook in 2022 nog voordeden en dat mensen op straat of in precaire situaties terecht komen door vertraging bij afspraken, kennelijk voor registratie (“formalisation”). Verder is opgenomen dat Dublin-terugkeerders dezelfde problemen tegenkomen als andere asielzoekers, maar ook (zoals in eerdere rapporten) dat de registratie van Dublin-terugkeerders prioriteit heeft. Uit het door eiser aangehaalde AIDA-rapport blijkt dat de tekortkomingen met betrekking tot de opvangfaciliteiten en de problemen voor Dublinterugkeerders om toegang tot de procedure nog steeds bestaan, ondanks het oordeel van het Spaanse Tribunal Superior de Justitia van 2019 en instructies van het Ministerie van Arbeid, Migratie en Sociale Zekerheid. Echter, mede gezien de prioritering en de acties van de Spaanse autoriteiten blijkt dat zij hier niet onverschillig tegenover staan. Gezien het voorgaande schetst het laatste AIDA-rapport niet een wezenlijk ander beeld. De problemen met de toegang tot de asielprocedure en opvangvoorzieningen zijn kennelijk hardnekkig, maar niet zo zwaarwegend dat sprake is van structurele tekortkomingen die de hoge drempel van zwaarwegendheid van artikel 3 van het EVRM4 bereiken. Verder garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat zij eisers asielverzoek in behandeling zullen nemen. Als eiser toch geen toegang tot de asielprocedure of opvang krijgt, ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de Spaanse autoriteiten. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet mogelijk is. Hetgeen over Madrid is aangevoerd als plaats waarnaar kan worden overgedragen is te algemeen om hierover een nader oordeel te vellen. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
10. Eiser voert aan dat overdracht aan Spanje getuigt van onevenredige hardheid, omdat het dan nog langer zal duren voordat eiser de procedure voor gezinshereniging in Spanje kan opstarten. Dit terwijl de familie van eiser in Jemen lijdt onder het feit dat hij gezocht wordt. Verweerder heeft hier in het bestreden besluit niet kenbaar aan getoetst. Verweerder heeft er enkel op gewezen dat gezinshereniging op dit moment niet aan de orde is en dat eiser in Spanje om gezinshereniging kan verzoeken.
11. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 maakt verweerder terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening als Nederland daar op grond van in de verordening neergelegde criteria niet toe is verplicht. Gezien de bestuurlijke vrijheid die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in wat eiser naar voren heeft gebracht, ook in samenhang bezien, in redelijkheid geen bijzondere individuele omstandigheden aanwezig heeft hoeven achten die maken dat eisers overdracht van een onevenredige hardheid getuigt. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de Dublinprocedure er niet op is gericht om gezinshereniging (snel) mogelijk te maken. Daarnaast heeft verweerder erop mogen wijzen dat eiser ook zelf een verantwoordelijkheid

3.ECLI:NL RVS:2923:2822.

4 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
heeft in het lange tijdsverloop door niet in Spanje om asiel te vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
12. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 augustus 2023
Documentcode: [Documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.