ECLI:NL:RBDHA:2023:12653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18132
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat hij België verantwoordelijk acht voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde en een tolk aanwezig waren.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Aangezien Nederland een verzoek om terugname aan België heeft gedaan en dit verzoek door België is aanvaard, is België verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij in België geen opvang zal krijgen, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op goede gronden heeft geoordeeld dat de aanvraag buiten behandeling kon worden gesteld. De rechtbank wijst erop dat eiseres zelf heeft besloten om geen verdere pogingen te doen om zich eerder aan te melden in Ter Apel, en dat de staatssecretaris niet verplicht was om te oordelen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die het onredelijk bezwarend zouden maken om eiseres naar België over te dragen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden buiten behandeling heeft gesteld en dat het beroep ongegrond is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18132
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres,

V-nummer: [V nummer]
(gemachtigde: mr. H.J. Janse), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat de staatssecretaris België verantwoordelijk acht voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 25 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en Y. Lin als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres omdat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om terugname gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Aanmeldproblemen Ter Apel en artikel 17 Dublinverordening
5. Eiseres wilde zich al aanmelden in september 2022, maar door de chaos in Ter Apel is dit niet gelukt. Dat dit niet mogelijk is gemaakt, dient voor risico van verweerder te komen. Nu de claim pas is gelegd op 15 februari 2023, dus bijna 5 maanden nadat zij zich naar Ter Apel heeft begeven, is dit te laat en is Nederland verantwoordelijk geworden. Verweerder geeft in het bestreden besluit eigenlijk geen inhoudelijke reactie op dit standpunt van eiseres.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft verwezen naar de termijn die geldt na het indienen van de aanvraag door middel van het daarvoor bedoelde formulier. In dit geval ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om te oordelen dat verweerder dat niet mocht doen. Onbetwist is dat het druk was in het aanmeldcentrum en dat er wachttijden ontstonden. Eiseres heeft toen evenwel zelf besloten om rechtsomkeert te maken zonder het doel van haar komst op enigerlei wijze bij verweerder kenbaar te maken. Onder die omstandigheden mocht verweerder uitgaan van haar eerste aanmelding en is er geen overschrijding van termijn bij het uitgaan van de claim bij België.
7. Nu eiseres zelf heeft besloten om geen verdere pogingen te doen zich eerder aan te melden in Ter Apel, heeft verweerder reeds hierom niet hoeven oordelen dat wegens de drukte aldaar, sprake is van een bijzondere en individuele omstandigheid die het onredelijk bezwarend voor eiseres maakt om te worden overgedragen naar de verantwoordelijke lidstaat. Deze beroepsgronden slagen niet.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel / opvang
8. Eiseres stelt dat de combinatie van de Belgische wetgeving, waaruit blijkt dat er na een aanmelding van een opvolgende asielaanvraag een vervolgbesluit noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor opvang (de aanvraag dient als ontvankelijk te worden aangemerkt om voor opvang in aanmerking te komen, zo blijkt uit bijvoorbeeld de in de zienswijze geciteerde informatie van het AIDA rapport van april 2023, update 2022) en een groot tekort aan opvangplekken maakt dat lang niet alle asielzoekers in België opvang krijgen. Eiseres verwijst naar en citeert meerdere bronnen waaruit blijkt dat er nauwelijks toegang tot opvang is. Hoewel minderjarige kinderen en alleenstaande vrouwen prioriteit krijgen in verkrijgen van opvang, kan niet gegarandeerd worden dat die opvang voor eiseres ook beschikbaar is. Daarbij heeft België onder meer met het niet voldoen aan de opdracht van het EHRM2 om 149 personen opvang te verlenen, laten zien dat de verplichting tot opvang niet voldoende wordt nagekomen.3 Dat de Belgische overheid nalatig is, blijkt volgens eiseres ook uit de uitspraak van het gerecht in eerste aanleg te Brussel van 29 juni 2023.4 Al met al is niet uitgesloten dat eiseres in België aan haar lot wordt overgelaten.
9. De rechtbank overweegt als volgt. Niet betwist is dat er zorgen zijn over de opvangfaciliteiten in België. De door eiseres bedoelde uitspraken van deze rechtbank5 duiden daar ook op. Deze zien op mannelijke asielzoekers. Verweerder heeft bij de Belgische autoriteiten navraag gedaan naar de opvangsituatie in België. In een brief van 9 maart 2023 hebben zij erkend dat de druk groot is en dat niet gegarandeerd kan worden dat verzoekers die worden overgedragen in het kader van de Dublinverordening en recht hebben
2 Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
3 Msallem en 147 anderen tegen België, nr. 48987/22 en 147 anderen.
4 Vonnis van het Gerecht in eerste aanleg Brussel, sectie civiel, 2022/4618/A, 29 juni 2023.
5 ECLI:NL:RBDHA:2023:10313 en ECLI:NL:RBDHA2023:13043/44.
op opvang, onmiddellijk een opvangplaats krijgen. Echter, zij hebben ook aangegeven dat - voor zover hier van belang - vrouwen voorrang krijgen en dat zij na registratie van hun verzoek om internationale bescherming onmiddellijk een opvangplaats krijgen toegewezen. In de door eiseres overgelegde informatie, ook in de informatie die dateert van daarna, vindt de rechtbank geen gegevens waaruit blijkt dat de opvangsituatie ten aanzien van vrouwen is veranderd of anderszins niet meer actueel is. Verweerder mocht er dan ook op vertrouwen dat België de (internationale) verplichtingen op het gebied van opvang ten aanzien van eiseres nakomt.
10. Dat het recht op opvang wegens de opvolgende aanvraag als zodanig eerst vooraf wordt beoordeeld, maakt dit niet anders. Een beoordeling hierover is immers niet in strijd met artikel 20, eerste lid, aanhef en onder c, van de Opvangrichtlijn6. Dat de beoordeling hierover ook enkele dagen tot een week in beslag kan nemen maakt niet alsnog dat eiseres een reëel risico loopt om te worden geconfronteerd met een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM7 strijdige behandeling. De periode acht de rechtbank daarvoor te kort. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag op goede gronden buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.W.M. Engels, griffier.
6 2013/33/ EU, L 180/96.
7 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 augustus 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.